Ook de armsten in de wereld hebben last van de mateloze arrogantie en egocentriciteit van Bush en zijn regering. Het dumpen van landbouwproducten in ontwikkelingslanden brengt op dit moment het inkomen van zeventig procent van de allerarmsten in gevaar. Dat is berekend door het Instituut voor Landbouw- en Handelsbeleid (IATP).
Wereldkampioen dumpen zijn de VS. Katoen wordt op de wereldmarkt aangeboden voor een prijs die maar liefst 57 procent onder de kostprijs ligt; op tarwe en sojabonen legt de regering 40 procent toe, op maïs 25 procent en op rijst 20 procent.

Die oneerlijke concurrentie is in strijd met alle regels van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en de afspraken die gemaakt zijn over het afbouwen van subsidieregelingen. De onderhandelingen voor het liberaliseren van de wereldhandel zitten op dit moment muurvast nadat de VS vorig jaar een oproep tot minderen beantwoordden met een verhoging van 80 procent.

Laat dat laatste even goed tot je doordringen. De zwaarchristelijke Bush heeft dus op een oproep tot minderen van landbouwsubsidies gereageerd met een verhoging van maar liefst tachtig procent. Dat zou je bijna misdadig kunnen noemen, als je je realiseert wat de consequenties voor Derde Wereldlanden zijn.
Want wat heeft het voor zin om iets te gaan verbouwen als je het toch nooit tegen een redelijke prijs kwijt kunt raken?
Dat Amerika pal staat voor zijn eigen belangen was al langer duidelijk, maar hier wordt het allemaal toch wel erg schrijnend.

Wie zich een beeld wil vormen hoe de rollen op het wereldhandelstoneel zijn verdeeld, vindt op www.oneworld.nl een paar reportages die onthutsend verhelderend zijn over de kwalijke rol van de Verenigde Staten.

Lees verder: