herbert - een bijzondere draak
Herbert liep maar en liep maar. Hij was nu twee dagen onderweg en zijn boterhammen waren allang op. Het regende, hij had het koud en bovendien liep hij door een donker en nogal angstaanjagend bos. Hij bromde bij zichzelf: “Ik wil anders zijn dan alle anderen, jazeker, maar als men daarvoor nat en koud moet zijn en honger moet lijden, denk ik dat ik maar terugga naar huis! Het is belachelijk dat een bijna belangrijke, bijna unieke draak als ik zo moet lijden en afzien!”
“Wat zeg jij daar?”, hoorde Herbert opeens vanuit een boom achter hem, “Dat wil Belangrijk zijn, en Uniek, en geeft het zomaar op als de zon eventjes niet op zijn bolletje schijnt? Ha! Is me dat wat!” Herbert draaide zich om, om te kijken wie er zo onaardig over hem praatte, en zag een grote dikke vogel, die vanaf een tak vriendelijk tegen hem knipoogde. “Hallo”, zei de vogel, “Weertje, niet?” De vogel knipoogde weer en giechelde met zijn rechtervleugel voor zijn snavel.
“Dag”, zei Herbert, “Ik maak geen wandelingetje.” Hij probeerde er zo Belangrijk mogelijk uit te zien en zei trots: “Ik ben op zoek naar een plaats waar een draak Belangrijk en Uniek mag zijn, als hij dat wenst.”
De vogel op de tak barstte in lachen uit. “Hahaha! Hoho! Belangrijk en Uniek! Dat moeten de anderen horen. Hoe verzint hij het! Kom maar met de dikke vogel mee, jongen. Eten genoeg.”
Herbert voelde zich niet direct geneigd om mee te gaan met een type dat zichzelf ‘de Dikke Vogel’ noemde, maar bij het horen van het woord ‘eten’ begon zijn maag zo verschrikkelijk te knorren dat hij vond dat hij geen enkele keus had. “Ik hoef mij niet in te laten met dit sujet, ik eet gewoon een hapje en ben dan weer vertrokken. Zulke volkse gastvrijheid dient men niet af te wijzen. Dat is niet gepast.” Hij begon achter de Dikke Vogel aan te sjokken.
De Dikke Vogel leidde Herbert steeds dieper het donkere bos in. Herbert had al meerdere keren gevraagd hoe ver het nog was en elke keer had de Dikke Vogel geantwoord: “Niet ver meer, draak, niet ver meer.” Hij begon er schoon genoeg van te krijgen, maar dan moest hij elke keer weer denken aan het eten wat de vogel hem had beloofd. “Grote, dampende schalen met eten…”, fantaseerde Herbert. “En taart, en ijsjes, en…”
Hoofdstuk 2