Leadgitarist Tony Hicks en drummer Bobby Elliott zijn de enige twee originele leden die nog over zijn, maar The Hollies is nog steeds een meer dan voortreffelijke popband. Hicks en Elliott blijken de ruggegraat van de band te zijn, en weten het echte Holliesgeluid, met de meerstemmige zang, goed te bewaken en vast te houden. In het titelnummer zingt Hicks overigens alle partijen, dus de leadzang, maar ook de andere stemmen. Pas aan het eind van het nummer komen er wat andere stemmen bij. En dat terwijl Hicks zich altijd als uiterst betrouwbare tweede stem heeft opgesteld, en hij maar zeer zelden de leadzang voor zijn rekening nam.

Ik blijf, na achtenveertig jaar (zolang bestaat deze band al), een enorm zwak voor de band houden. De liedjes zijn altijd voortreffelijk, de zang is altijd goed tot uitstekend, de band en de arrangementen zijn meer dan dik in orde en het resultaat staat steeds, bij elk album, op zijn minst garant voor een acht, en vaak meer. Degelijke kwaliteitspop, en dan ook nog eens geïnspireerd gespeeld.

Bijzonder is dat twee van de nummers op dit album geschreven werden door Bobby Elliott (samen met Mark Nelson). Hicks was vroeger, samen met zanger Allan Clarke en Graham Nash, verantwoordelijk voor een groot deel van de liedjes van de Hollies, en Elliott heeft veertig jaar geleden zover ik weet één nummertje geschreven dat op een b-kant terecht kwam. Verrassend dus, een drummer die de zestig ruim gepasseerd is en nu onverwacht liedjes gaat schrijven. En ze zijn goed ook nog. De bron van Hicks is ondertussen blijkbaar opgedroogd, maar hij laat ook hier weer horen dat hij een fantastisch goede gitarist is.

Voor het geld hoeven ze het inmiddels niet meer te doen, en je kunt dan ook horen dat deze Hollies puur voor hun plezier samen muziek maken. En dat leverde dus weer een heerlijk, ouderwets goed popalbum op.

Klik op het driehoekje om het fragment te beluisteren.