laozi's dao de jing 43·44·45 - vertaald door ruud moors
43
Het zachtste in de wereld overrompelt het hardste in de wereld.
Afwezigheid sluit zich dan aan bij geen deel zijn van.
Ik weet dat het afzien van handelen voordeel heeft.
Onderwijzen zonder woorden
en het voordeel zien van het afzien van handelen,
dat is zeldzaam in de wereld.
44
Je reputatie of wie je bent, wat is je dierbaarder?
Wie je bent of wat je bezit, wat is je meer waard?
Verkrijgen of verliezen, wat is schadelijker?
Wie een groot verlangen koestert, betaalt daar een hoge prijs voor.
Wie veel verzamelt zal zeker veel verliezen.
Door te weten wanneer je genoeg hebt, maak je jezelf niet te schande.
Als je weet wanneer je moet stoppen, dan is er geen gevaar.
Dat is altijd zo.
45
Hoe groter de voltooiing, hoe onvolmaakter het lijkt,
maar het raakt nooit opgebruikt.
Hoe meer er gevuld wordt, hoe meer er lijkt weg te stromen,
maar aan het gebruik komt maar geen einde.
Hoe groter de oprechtheid, hoe onrechtvaardiger het lijkt.
Hoe groter de vaardigheid, hoe onhandiger het lijkt.
Hoe groter de welsprekendheid, hoe meer het lijkt op stotteren.
Door opwinding voelt men de kou niet meer.
Door rust heeft men geen last van de hitte.
Door helder en rustig te zijn, dient men de wereld op de juiste manier.
De Dao De Jing van Laozi, door Ruud Moors direct uit het klassiek Chinees vertaald.
Sommige zinnen haken zich vast in je gedachten. De eerste twee zinnen van hoofdstuk 44 zijn daar, voor mij, een voorbeeld van. In eerste instantie lijken het retorische vragen.
Natuurlijk is wie ik ben mij dierbaarder dan mijn reputatie. Wie ik ben is essentiëler voor me dan hoe mensen mij zien. Zelfs als mensen naar me op zouden kijken, is dat zo. Stel dat ik een goede reputatie heb, dan wil dat nog niet zeggen dat ik die reputatie ook verdien. Het lijkt me daarom dwaas om met reputatie bezig te zijn. Veel politici, popsterren, kunstenaars en sporters zullen het daarin, waarschijnlijk, niet met mij eens zijn. Voor hen lijkt hun reputatie alles bepalend te zijn. Dan is het dus niet zo belangrijk wie je bent, maar is het vooral belangrijk wie je lijkt te zijn.
En wat is me meer waard; wie ik ben of wat ik bezit? Natuurlijk is wat ik ben mij meer waard dan wat ik bezit. Als ik er niet ben om iets te bezitten, dan heeft dat bezit, voor mij, ook geen waarde meer. Zoals in hetzelfde hoofdstuk staat: “Wie een groot verlangen koestert, betaalt daar een hoge prijs voor. Wie veel verzamelt zal zeker veel verliezen.” Met de conclusie, die vervolgens getrokken wordt, ben ik het dan ook volledig eens.
Ik wil ook nog even wijzen op de laatste drie zinnen van hoofdstuk 45, die, los van de rest van dat hoofdstuk, een wijsheid in zich bergen die ik niet beter uit kan leggen dan er staat. Ik zou zeggen; lees, lees en herlees!
Ruud Moors