
laozi's dao de jing 55·56·57 - vertaald door ruud moors
55
Hij die de deugd trouw koestert,
is te vergelijken met een pasgeboren zuigeling.
Giftige insecten steken hem niet,
wilde dieren bijten hem niet,
roofvogels vallen hem niet aan.
Zijn botten zijn zacht, zijn spieren zijn soepel,
en toch heeft hij een krachtige greep.
Hij weet niets van de gemeenschap tussen vrouwen en mannen,
en toch wordt zijn lid soms stijf.
Hij is zo puur als hij maar kan zijn.
Tot het einde van de dag schreeuwt hij zonder hees te worden.
Hij is volledig in harmonie.
De kennis van harmonie noemen we onveranderlijk.
De kennis van het onveranderlijke noemen we helderheid.
Wat voordeel brengt noemen we gunstig.
Vanuit het hart ademen noemen we krachtig.
Alles wat op het toppunt van zijn kracht is, lijdt tot verval.
Dat heet ‘niet in overeenstemming met dao zijn’.
Wat niet in overeenstemming met dao is, is zijn einde nabij.
56
Degene die de kennis heeft, heeft daar geen woorden voor.
Degene die er woorden voor heeft, heeft de kennis niet.
Stop met handelen.
Sluit de poort.
Maak wat scherp is bot.
Los verdeeldheid op.
Vermeng het geheel,
verbind jezelf met de stoffelijke wereld,
en noem dat diepe samenhang.
Welnu!
je kunt het niet dichterbij halen,
en je kunt het ook niet op een afstand plaatsen.
Je kunt er niet je voordeel mee doen,
maar het berokkent je ook geen nadeel.
Als je het verkrijgt, heeft het geen waarde,
maar het is ook niet zonder waarde.
De wereld dienen, dat is waardevol!
57
Met nauwgezetheid een staat besturen,
zeldzaam gebruikmakend van militaire macht,
zonder je zaken toe te eigenen die aan de wereld toebehoren.
Als je je afvraagt hoe je de juiste kennis kan bereiken, dan is dat als volgt;
vermijdt dat er veel afgunst in de wereld is,
door de tekorten van de mensen aan te vullen.
Als veel mensen hun capaciteiten voor eigen gewin gebruiken,
dan komt dat omdat de staat hen het verkeerde voorbeeld heeft gegeven.
Als veel mensen handig zijn in het gebruiken van hun talenten,
worden er de vreemdste voorwerpen ontworpen en gemaakt.
Als men door wetten duidelijkheid probeert af te dwingen,
dan zullen er des te meer rovers en dieven zijn.
Daarom zegt de wijze mens:
‘Ik doe niets zodat het volk vanzelf verandert.
Ik doe het goede in stilte zodat het volk vanzelf verbetert.
Ik bemoei me nergens mee zodat het volk vanzelf overvloed kent.
Ik begeer niet te begeren zodat het volk vanzelf zijn eigen natuur volgt.’
Als het werk is gedaan en de zaken zijn naar tevredenheid afgehandeld
zal iedereen beweren: “Ik heb zelf de juiste keuzes gemaakt!”.
De Dao De Jing van Laozi, door Ruud Moors direct uit het klassiek Chinees vertaald.
Hoofdstuk 56 begint met twee zinnen die meestal vertaald worden als: “Hij die weet, spreekt niet. Hij die spreekt, weet niet.” De tekens die in de klassiek Chinese versie staan kunnen ook gelezen worden als: “Degene die de kennis heeft, heeft daar geen woorden voor. Degene die er woorden voor heeft, heeft de kennis niet”. Beide vertalingen zijn feitelijk goed. De tweede vertaling (die van mij is) heeft evenwel iets dat de eerste vertaling niet heeft, en voor mij essentieel is. Het gaat er niet om dat degene die ‘het weet’ niets zegt, maar dat hij (of zij) er niets over kan zeggen (wat weer iets anders is dan dat diegene er niet naar kan verwijzen).
Als ik politici hoor, die door middel van een enorme woordenbrij hun gebrek aan kennis proberen te maskeren, denk ik aan deze twee zinnen. Die politici zouden er wijs aan doen om hoofdstuk 57 met aandacht te lezen. “Als je je afvraagt hoe je de juiste kennis kan bereiken, dan is dat als volgt: vermijdt dat er veel afgunst in de wereld is, door de tekorten van mensen aan te vullen.” Onze politici doen precies het tegenovergestelde. “Als veel mensen hun capaciteiten voor eigen gewin gebruiken, dan komt dat omdat de staat hen het verkeerde voorbeeld heeft gegeven.” Is die hele bonuscultuur daar niet een perfect voorbeeld van? “Als men door wetten duidelijkheid probeert af te dwingen, dan zullen er des te meer rovers en dieven zijn.” Is dat geen waarschuwing voor (onder anderen) de heren Opstelten en Teeven, dat hun legalistische opvattingen contraproductief zullen uitpakken?
Een wijs politicus doet zo min mogelijk en wat ie doet doet ie in stilte, zonder bezig te zijn met het vestigen van zijn reputatie. Vandaar de conclusie van hoofdstuk 57: “Als het werk is gedaan en de zaken zijn naar tevredenheid afgehandeld zal iedereen beweren: “Ik heb zelf de juiste keuzes gemaakt!”.
Ruud Moors