
laozi's dao de jing 58·59·60 - vertaald door ruud moors
58
Wanneer politieke aangelegenheden verborgen en onzichtbaar zijn,
is het volk eerlijk en eenvoudig.
Wanneer politieke aangelegenheden duidelijk en manifest zijn,
dan voelt het volk zich teleurgesteld en tekortgedaan.
Ongeluk, dat is waar geluk op steunt.
Geluk, dat is waar ongeluk zich heen buigt.
Wie bepaalt de uiterste grens?
Die is gewoon niet vast te stellen.
Het gewone keert terug tot het ongewone.
Welwillendheid wordt met liederlijkheid beantwoord.
Zo kunnen mensen voor lange tijd in verwarring raken.
De wijze mens hanteert de methode van het niet verwijderen.
Hij is eerlijk zonder af te keuren,
rechtvaardig maar niet meedogenloos,
en verhelderend zonder te verblinden.
59
In het dagelijks regelen van menselijke aangelegenheden, is niets vergelijkbaar met soberheid.
Alleen door deze soberheid zijn we in staat ons bij voorbaat aan te passen.
Door ons bij voorbaat aan te passen, kunnen we steeds opnieuw het juiste doen.
Steeds opnieuw het juiste doen, is de reden dat er niets niet beheerst wordt.
Als er niets niet beheerst wordt, dan zal niemand een reden zien om tot het uiterste te gaan.
Als men niet weet hoe tot het uiterste te gaan, dan is men in staat de staat te bezitten.
De staat is dan als een moeder, die in staat is voor lange tijd van voordeel te zijn.
Zo raken we diep geworteld en creëren we een stevig draagvlak,
zodat er altijd inzicht in dao is.
60
Het regeren van een grote staat is als het bakken van een kleine vis.
Als de wereld in overeenstemming met dao is,
dan worden kwade geesten niet vergoddelijkt.
Als kwade geesten niet vergoddelijkt worden,
dan berokkenen ze de mensen geen schade.
Als ze de mensen geen schade berokkenen,
dan doet de wijze mens dat ook niet.
Omdat deze twee allebei geen schade berokkenen,
sluit deugd zich aan en keert terug.
De Dao De Jing van Laozi, door Ruud Moors direct uit het klassiek Chinees vertaald.
Veel politici beweren dat de afstand tussen de kiezers en de politiek te groot is. Maar het probleem is waarschijnlijk precies omgekeerd, althans als de eerste vier zinnen van hoofdstuk 58 van de Dao De Jing kloppen. Het is iets om over na te denken. Vroeger was het zeker zo dat, als het volk nauwelijks iets van zijn leiders merkte, dat goed was voor het volk. Pas als de leiders zich zo nodig moesten manifesteren, door oorlog, of de behoefte aan eeuwige roem (door het bouwen van grote paleizen en graftombes bijvoorbeeld), leed het volk onder die leiders. Feitelijk is dat nog zo. Politici die zich zo nodig moeten manifesteren zijn eerder een ramp dan een zegen voor het volk. Of die politici democratisch gekozen zijn of niet, lijkt daarbij niet uit te maken.
In hoofdstuk 59 wordt vervolgens voor soberheid gepleit. Dat is iets anders dan bezuinigen. Als je sober leeft hoef je namelijk niet te bezuinigen als het even wat minder gaat, maar kun je juist investeren waardoor het weer beter kan gaan. Bezuinigen is vaak het tegenovergestelde van soberheid. Iemand die sober leeft, maakt niets stuk, gooit geen kinderen met het badwater weg, vernietigt niet wat met veel moeite is opgebouwd en haalt zeker niet weg waar een tekort is om dat toe te voegen aan degenen die al een overschot hebben. Hoe anders is dat niet met politici die bezuinigen…
De eerste regel van hoofdstuk 60 staat op zichzelf en lijkt geen relatie te hebben met de rest van dit hoofdstuk. Het is een mooie zin, vind ik. Net als bij het bakken van een kleine vis, kan degene die een grote staat regeert het zich niet veroorloven, daar niet continu aandacht aan te geven zonder de kans te lopen dat het fout gaat, dat er niets van ‘het visje’ overblijft. Zo zie je ook dat het grote en het kleine wel degelijk met elkaar te vergelijken zijn.
Ruud Moors