
laozi's dao de jing 61·62·63 - vertaald door ruud moors
61
Een grote staat is als de benedenloop van een rivier
waar alle stromen samenkomen.
Wat het vrouwelijke in de wereld betreft;
door rust overtreft het vrouwelijke het mannelijke altijd,
omdat rust zich ondergeschikt maakt.
Daarom is een grote staat die zich ondergeschikt maakt aan een kleine staat,
in staat die kleine staat te accepteren;
en is een kleine staat die zich ondergeschikt maakt aan een grote staat,
in staat om door die grote staat geaccepteerd te worden.
Daarom zorgt ondergeschiktheid ervoor dat men in staat is te accepteren
en zorgt ondergeschiktheid ervoor dat men in staat is geaccepteerd te worden.
Doordat een grote staat zich niet te buiten gaat aan de wens te annexeren,
ondersteunt het de mensen.
Doordat een kleine staat zich niet te buiten gaat aan de wens zich te conformeren,
dient het de mensen.
Daarom worden de wensen van beiden vervuld,
zodra ze de noodzaak zien zich aan te passen aan ondergeschiktheid.
62
Alle wezens stromen naar dao toe.
Goede mensen beschouwen dat als een schat,
slechte mensen worden erdoor behouden.
Door een goed woordje voor hen te doen, verkrijg je het respect van de mensen,
door je goed ten opzichte van hen te gedragen, ben je van voordeel voor de mensen.
Waarom zou je slechte mensen dan in de steek laten?
Daarom is het zo dat wanneer de keizer de troon bestijgt
en zijn drie ministers worden geïnstalleerd,
hoewel ze worden begroet met schijven van jade,
voorafgegaan door een span met vier paarden,
dat niet te vergelijken is met gaan zitten mediteren en binnengaan in dao.
Is dat niet de reden dat, in de oudheid,
het in overeenstemming met dao zijn op zijn waarde werd geschat?
Zeiden ze niet: ‘Wie zoekt zal vinden, wie het kwaad probeert te vermijden zal lijden’.
Dat is waarom de wereld dienen zo waardevol is.
63
Handel zonder te handelen,
dien zonder te dienen,
neem waar zonder waar te nemen.
Groot en klein, veel en weinig,
vorm je een beeld van onheil zolang het nog gemakkelijk is.
Behandel het grote als het nog klein is.
Aan moeilijke zaken moet men zeker beginnen als ze nog gemakkelijk zijn.
Aan grote zaken moet men zeker beginnen als ze nog klein zijn.
De wijze mens behandelt, tot aan het einde van zijn leven, geen grote zaken
omdat hij de bekwaamheid heeft ze te veranderen voordat ze groot zijn.
Door lichtzinnige beloftes ontstaat zeker weinig vertrouwen.
Veel gemakzucht zorgt zeker voor veel moeilijkheden.
Omdat de wijze mens moeilijkheden niet onderschat,
heeft hij, tot aan het einde van zijn leven, geen moeilijkheden.
De Dao De Jing van Laozi, door Ruud Moors direct uit het klassiek Chinees vertaald.
In hoofdstuk 61 wordt de superioriteit van het vrouwelijke, het ondergeschikte, dat wat laag gelegen is, benadrukt. Wat een enorm contrast met al die harde stoere mannenbroeders (vrouwen en mannen) in de politiek die menen dat alles wat zwak en weerloos is ondergeschikt dient te zijn aan kracht en macht.
Hoofdstuk 62 gaat weer eens over dao en over het belang om in overeenstemming met dao te zijn.
Hoofdstuk 63 begint met het principe van ‘wuwei’; het niet-handelen of ‘het handelen zonder te handelen’. Het eerste deel doet mij ook denken aan het gezegde: ‘Een goed begin is het halve werk’. Overigens wordt hier niet precies hetzelfde gezegd. De zin ‘behandel het grote als het nog klein is’ is feitelijk veel subtieler dan ‘een goed begin is het halve werk’. Eigenlijk wordt hier beweerd dat ‘door een goed begin het werk al zowat gedaan is’. Als je moeilijkheden wilt voorkomen is het goed om dit hoofdstuk, en het hoofdstuk dat hier (volgende week) op volgt (hoofdstuk 64), te lezen en te herlezen en eventueel nog een keer te herlezen.
Ruud Moors