
laozi's dao de jing 67·68·69 - vertaald door ruud moors
67
De hele wereld zegt dat mijn dao groot is
en vindt het schijnbaar nergens mee te vergelijken.
Alleen omdat het groot is,
is het schijnbaar nergens mee te vergelijken.
Als het al ergens mee te vergelijken zou zijn
dan is dat met een langdurige subtiliteit.
Ik heb drie schatten die ik wil handhaven en beschermen.
De eerste noem ik genegenheid,
de tweede noem ik spaarzaamheid
en de derde noem ik ‘geen haantje de voorste durven zijn’.
Omdat ik genegenheid voel, durf ik ook dapper te zijn.
Omdat ik spaarzaam ben, durf ik het breed te laten hangen.
Omdat ik geen haantje de voorste durf te zijn, laat ik alles vanuit zichzelf ontstaan.
Mocht ik nu genegenheid opgeven maar toch dapper zijn,
spaarzaamheid opgeven en het toch breed laten hangen,
het volgen opgeven om haantje de voorste te kunnen zijn,
dan is de dood nabij!
Genegenheid zorgt ervoor dat conflicten overwonnen worden
en zorgt voor een duurzame vrede,
waarbij de hemel ondersteunt en helpt
om die genegenheid te behouden.
68
Degene die goed is in militaire aangelegenheden, is niet oorlogszuchtig.
Degene die goed is in vechten, ontsteekt niet in razernij.
Degene die goed is in het overwinnen van de vijand, laat zich niet in de kaart kijken.
Degene die goed is in het gebruiken van mensen, beschouwt zichzelf als hun dienaar.
Dit staat bekend als de deugd van het niet wedijveren.
Dit staat bekend als de macht om mensen goed te gebruiken.
Dit staat bekend als overeenstemmen met de hemel, zoals in de vroegste oudheid.
69
Er is een gezegde onder legeraanvoerders dat luidt:
‘Ik durf niet te handelen als gastheer, maar gedraag me als gast.
Ik durf nog geen stap vooruit te doen maar doe drie stappen terug’.
Dat staat bekend als; vooruitgaan zonder vooruit te gaan,
de mouwen oprollen zonder de spierballen te tonen,
een stelling innemen zonder wapens in te zetten,
aanvallen waar de vijand zich niet bevindt.
Geen ramp is groter dan het onderschatten van de vijand.
Het onderschatten van de vijand leidt tot het verliezen van onze kostbaarheden.
Als twee even sterke legers met elkaar strijden,
dan rouwen ook de overwinnaars.
De Dao De Jing van Laozi, door Ruud Moors direct uit het klassiek Chinees vertaald.
Het eerste deel van hoofdstuk 67 lijkt los te staan van de vier delen eronder, die samen wel duidelijk één geheel vormen. Vooral de zin ‘omdat ik spaarzaam ben, durf ik het breed te laten hangen’, vind ik mooi, zeker omdat een paar zinnen later wordt vervolgd met ‘spaarzaamheid opgeven en het toch breed laten hangen, (…) dan is de dood nabij!’
Hoofdstuk 68 en 69 benadrukken weer eens hoe belangrijk het is om te zorgen dat er zo min mogelijk gebruik wordt gemaakt van militaire macht, en hoe belangrijk het is dat militaire leiders zich weten te beheersen. Dat is overigens niet iets specifieks van de Dao De Jing. Ook Sunzi, die een boek over het voeren van oorlog heeft geschreven, benadrukt dat geweld altijd de uiterste optie is, en alleen maar gebruikt mag worden als het echt niet anders meer kan. De laatste twee zinnen van hoofdstuk 69 geven ook aan waarom. Als twee even sterke legers tegen elkaar strijden, dan lijden beiden een enorm verlies (aan mensenlevens, maar ook aan wapenrustingen, logistiek, tenten en voedselvoorzieningen). Dan rouwen ook de overwinnaars.
Ruud Moors