PSALM  I

Systeem! Gij spitst geen oog of baard
en draagt geen slepend kleed;
hij die in U een man ontwaart
misvormt U naar zijn eigen aard
waar hij ook niets van weet.

Systeem, ik noem U dus geen God,
geen Heer of ander Woord
waarvan men gave en gebod
en wraak wacht en tot wiens genot
men volkeren vermoordt.

Systeem! Lijf dat op niets gelijkt,
Aard van ons hier en nu,
ik voel mij diep door U bereikt
en als daardoor mijn tijd verstrijkt
ben ik nog meer van U.


PSALM II

Systeem, Systeem, waar is mijn plaats?
Planeten wachten buitengaats,

geen Mars legt aan, geen Venus daalt.
Word ik verwacht of afgehaald?

Uw sterren keren traag maar vlug
hun puntbeeld naar Uw raadsel terug.

Hoe dicht Gij zijt hoe meer nabij
hoe meer verwart Uw oproep mij.

Uw stem herhaalt zich andermaal
waarheen ik U maar ademhaal,

kaatst in het hol van elke cel
waarin ik zelf de waarheid spel

maar laat mij hoorziek en ontheemd
en al Uw woorden zijn mij vreemd.

Zult Gij ooit zijn waar ik U prijs
in alle richtingen op reis
dan bid ik U te doen alsof
mijn stof mag paren met Uw stof.