
joost swarte in the new yorker
Joost Swarte volg ik al heel lang. Toen hij nog in Eindhoven studeerde gaf hij al een tijdschrift uit, Modern Papier, waar ik me al heel vroeg op abonneerde, net als op Tante Leny Presenteert van collegatekenaar Evert Geradts. Zijn eerste zeefdruk kocht ik ook meteen, en er staat dan ook in potlood “voor Holly” op. Ach ja.
Ik heb dus een zwak voor Joost Swarte, en ik vind het dan ook erg leuk dat hij nu wat regelmatiger in The New Yorker te vinden is. De bovenste tekening die je hier rechts ziet komt uit het dubbelnummer van 19 en 26 april 2004, de tweede is uit the New Yorker van 5 april.
De bovenste is een illustratie bij een artikel over het vinden van woonruimte in Europa, de tweede is een illustratie bij een artikel over lange mensen (waarom worden de mensen in Europa langer, en die in Amerika niet?).
Het is overigens bijna ondoenlijk alles van de man te vinden, want hij publiceert over de hele wereld, terwijl hij tussen het tekenen door ook nog gebouwen en beelden ontwerpt. Een veelzijdig kunstenaar dus, en een van de weinige Nederlanders die ook internationaal bekendheid geniet.
En dan zie je de enige cover die Swarte, die dit jaar overigens een lintje kreeg, voor The New Yorker maakte.
Daar weer onder een tekening uit The New Yorker van 10 mei 2004, bij een artikel over een Europees dansfestival.
Dan een tekening uit The New Yorker van 20 september 2004 bij een artikel over psychologische persoonlijkheidstesten.
Dan volgt een tekening bij een artikel over ruimtetoerisme vanuit de Mojave Woestijn, uit The New Yorker van 4 oktober 2004.
De tinnen man en de vogelverschrikker komen uit het verkiezingsnummer van The New Yorker op 18 oktober 2004.
De vliegende Leonardo da Vinci komt uit januari 2005 en die daaronder uit het nummer van 16 mei 2005.
De tekening met de autootjes komt uit The New Yorker van 26 september 2005.
Op 24 juli stond deze tekening over anderhalve pagina bij een artikel over de tiende planeet: