
de ontwikkeling van mijn denken door ruud moors 100 dao de jing
Voor het eerst las ik de Dao De Jing rond mijn vijfentwintigste. Heel helder vond ik die teksten niet. Ik wist niet of dat aan mij of aan die teksten lag, maar ik maakte me er ook niet erg druk om. Na mijn vijftigste las ik de Dao De Jing nogmaals, in verschillende vertalingen. Eén vertaling viel me bijzonder op; de vertaling van John Wu, in het Engels. Die vertaling had een helderheid die alle andere vertalingen, wat mij betreft, misten. Alsof hij, als enige, de tekst duidelijk had weten te krijgen.
De indruk die ik bij de meeste vertalingen heb, is dat de vertalers hun uiterste best hebben gedaan om te verbloemen wat ze zelf niet begrepen hebben. Alsof ze met een stokje in de poel hebben zitten roeren om te kijken of ze het water op die manier helder konden krijgen. Alleen bij John Wu had ik het gevoel dat hij de rust had genomen om naast die poel te gaan zitten wachten totdat alle modder naar de bodem was gezakt en het water helder was geworden.
Nu had ik het mezelf gemakkelijk kunnen maken en de Engelse vertaling van John Wu in het Nederlands kunnen vertalen, maar ik besloot dat ik de oorspronkelijke tekst wilde leren kennen en doorgronden. Daartoe moest ik me bekwamen in het ontcijferen van het klassiek Chinees. Ik leerde mezelf hoe ik de Chinese karakters kon opzoeken en, met behulp van lesboeken, hoe de structuur van het klassiek Chinees in elkaar zat. Dat was feitelijk de grootste uitdaging. Het klassiek Chinese schrift is een taal op zichzelf, een taal die verschillende spreektalen overbrugt. De karakters waar die taal uit bestaat staan niet voor klanken maar voor begrippen. Om het ingewikkeld te maken kan één karakter voor meerdere begrippen staan, die soms zelfs aan elkaar tegengesteld zijn. Ook wordt er geen onderscheid gemaakt tussen werkwoorden en zelfstandige naamwoorden. Dat maakt het vertalen van een klassiek Chinese tekst tot een ware puzzel. En dat is zeker het geval met de Dao De Jing, juist vanwege het abstracte niveau van de teksten.
De term ‘Dao’ is niet eenduidig te vertalen. Ik vond de volgende betekenissen in mijn woordenboeken; weg, straat, middel, methode, (grond)beginsel, denken, vermoeden, spreken, uiten, zeggen, pad, kanaal, riool, moraal, religieuze gedachten, lijn, keer, maal, oorsprong en basis. Het begrip ‘Dao’ wordt vaak vertaald met ‘de weg’, maar kan ook tegelijkertijd ‘methode’ en ‘oorsprong’ en ‘moraal’ betekenen. Dan stapelen die verschillende betekenissen zich boven elkaar op. Dat maakt het begrip ‘Dao’ feitelijk onvertaalbaar. Er is simpelweg geen enkel Nederlands woord dat volledig voldoet als vertaling.
Het kostte me ruim twee jaar voordat ik mijn basisvertaling af had, en vervolgens gebruikte ik zes jaar om die vertaling te verfijnen en duidelijker te krijgen, om, als het ware, de modder te laten bezinken, om het water in de poel helder te laten worden.
Vooral het eerste hoofdstuk had die tijd en rust nodig. Uiteindelijk kwam ik tot deze vertaling:
De betekenis van Dao is niet onveranderlijk.
De naam waarmee benoemd wordt, heeft geen onveranderlijke betekenis.
De bron waar alles uit ontstaat, is niet te benoemen.
De oorsprong van alle onderscheid ontstaat door te benoemen.
Het onbenoembare wekt geen begeerte op, maar verwondering.
Het benoembare wekt begeerte op, door zijn begrenzing.
Deze twee komen tegelijkertijd tevoorschijn, maar hebben verschillende namen.
Gemeenschappelijk zijn ze de veroorzakers van diepgang.
Diepgang veroorzaakt nog meer diepgang.
Dat is de poort tot dat wat niet te benoemen is.
Tijdens het vertalen van de Dao De Jing schreef ik de gedachten op die door dat vertalen in me opkwamen. Vooral dat eerste hoofdstuk zette me aan het denken over woorden en hun betekenissen.
Ik schreef:
Woorden zijn als wegwijzers.
Ze verwijzen ergens naar, maar hebben zelf geen betekenis.
Als woorden betekenis voor mij lijken te hebben,
dan komt dat omdat ik er die betekenis aan toeken.
Iemand anders kan aan hetzelfde woord een andere betekenis toekennen.
Zelfs ikzelf kan verschillende betekenissen aan één woord toekennen.
Woorden hebben zelf geen betekenis.
Elke betekenis die ik toekennen kan,
is een onbestendige, een onvaste, een tijdelijke betekenis.
En dat geldt zeker voor het begrip Dao.
Nadat mijn vertaling klaar was, werd ‘mijn’ Dao De Jing hier gepubliceerd in moors magazine. Op mijn zestigste verjaardag kreeg ik, van mijn lief, een gebonden versie van mijn vertaling, die ze zelf gemaakt had. Het enige papieren exemplaar. Het ligt naast mijn bed, op mijn nachtkastje. Regelmatig neem ik dat boek ter hand en lees het geheel of gedeeltelijk door. Een aantal teksten ken ik uit mijn hoofd, omdat ze me diep hebben geraakt. Ik geef hier een compilatie van stukken tekst uit de Dao De Jing, die me bijzonder hebben geraakt.
Als Dao onveranderlijk niets doet,
dan is er niets dat niet vanzelf wordt gedaan.
Als notabelen en heersers deze bekwaamheid in acht zouden nemen,
dan zou dat alle wezens ondersteunen zichzelf te veranderen.
De oorsprong van kostbaar is goedkoop.
Het fundament van het hoge is het lage.
Dat is de reden waarom notabelen en heersers zichzelf, in naam,
vereenzelvigen met wezen, armoedzaaiers en hongerlijders.
Is dat niet wat weinig waarde heeft als basis nemen?
Nou? Niet dan?
Daarom is hechten aan faam niet prijzenswaardig.
Waarom zou je willen schitteren als jade
of helder klinken als een klankschaal?
Alle levende wezens komen voort uit het leven,
maar het leven zelf komt niet voort uit iets anders dan zichzelf.
Je reputatie of wie je bent, wat vind je belangrijker?
Wie je bent of wat je bezit, wat is je meer waard?
Verkrijgen of verliezen, wat is schadelijker?
Geen misdaad is groter dan veel begeren.
Geen ramp is groter dan nooit van genoeg weten.
Geen fout is groter dan de begeerte naar meer.
Daarom heeft degene die weet wanneer genoeg genoeg is, altijd genoeg.
Ten opzichte van iedereen die welwillend is, ben ik welwillend en
ten opzichte van iedereen die onwelwillend is, ben ik ook welwillend.
Welwillendheid is een deugd.
Ten opzichte van iedereen die betrouwbaar is, ben ik betrouwbaar en
ten opzichten van iedereen die onbetrouwbaar is, ben ik ook betrouwbaar.
Betrouwbaarheid is een deugd.
Degene die de kennis heeft, heeft daar geen woorden voor.
Degene die er woorden voor heeft, heeft de kennis niet.
Wanneer politieke aangelegenheden verborgen en onzichtbaar zijn,
is het volk eerlijk en eenvoudig.
Wanneer politieke aangelegenheden duidelijk en manifest zijn,
dan voelt het volk zich teleurgesteld en tekortgedaan.
Handel zonder te handelen.
Dien zonder te dienen.
Neem waar zonder waar te nemen.
Groot en klein, veel en weinig.
Vorm je een beeld van onheil zolang het nog gemakkelijk is.
Behandel het grote als het nog klein is.
Aan moeilijke zaken moet men zeker beginnen als ze nog gemakkelijk zijn.
Aan grote zaken moet men zeker beginnen als ze nog klein zijn.
De wijze mens behandelt, tot aan het einde van zijn leven, geen grote zaken,
omdat hij de bekwaamheid heeft ze te veranderen voordat ze groot (geworden) zijn.
Als twee even sterke legers met elkaar strijden,
dan rouwen ook de overwinnaars.
Weten dat men niet weet is het beste.
Niet weten dat men niet weet is een gebrek.
De Dao van de hemel is:
een goede overwinning behalen zonder te strijden,
een goed antwoord geven zonder te spreken,
naar de mensen toegaan in plaats van ze bijeen te roepen,
goede afspraken maken als alles nog rustig en vredig is.
Alleen degene die niet uit eigenbelang handelt,
is deugdzaam genoeg om het leven op zijn waarde te schatten.
De Dao van de hemel is
wegnemen waar een overschot is en aanvullen waar een tekort is.
De Dao van de mensen kent die standaard niet
en neemt weg waar een tekort is en voegt toe waar een overschot is.
Wie is in staat om met zijn overschot aan de wereld toe te voegen?
Alleen degene die in overeenstemming met Dao is.
Het zwakke overwint het sterke,
het zachte overwint het harde.
Er is niemand in de hele wereld die dat niet weet,
en toch gedraagt niemand zich volgens die kennis.
Oprechte woorden zijn niet mooi,
mooie woorden zijn niet oprecht.
Degene die welwillend is, discussieert niet,
degene die discussieert, is niet welwillend.
Degene die de kennis heeft, is niet bezig gelijk te krijgen,
degene die bezig is gelijk te krijgen, heeft de kennis niet.
De wijze mens vergaart niets voor zichzelf, hij dient de mensen.
Hoe meer hij heeft, hoe meer hij aan de mensen geeft, waardoor hij nog meer heeft.
Van alle boeken die ik ooit gelezen heb, is de Dao De Jing het boek dat me het diepst in mijn ziel geraakt heeft. Dat is niet omdat het ‘de waarheid’ bevat, maar omdat het me heeft doen nadenken over wat ‘waarheid’ is. Hoe betrekkelijk de kennis is die we denken te hebben. De Dao De Jing is mijn lievelingsboek, niet vanwege de antwoorden die het geeft, maar vanwege de vragen die het stelt. En om eerlijk te zijn vind ik vragen veel interessanter dan antwoorden. Antwoorden hebben de neiging om het denken vast te zetten. Antwoorden werken vaak als roest waardoor het denken vastloopt. Denken is gebaat bij vragen. En als er uit zo’n vraag al een antwoord komt, dan hoort het een antwoord te zijn dat weer nieuwe vragen oproept. Als smeerolie voor het denken.
De Dao De Jing is een boek waarover en waardoor ik niet uitgedacht raak. Dat is waarom het mijn lievelingsboek is. En dat is ook waarom ik deze serie essays besluit met een verwijzing naar dit boek. Alle teksten zijn, in mijn vertaling, hier terug te vinden: Dao De Jing.
Dit is het laatste deel van deze serie essays. Dat betekent overigens niet dat mijn wekelijkse bijdrage aan moors magazine stopt. Integendeel. Ook volgende week kunt u mij hier weer terug vinden, maar dan met iets totaal anders.
De vorige afleveringen vind je hier: