De meeste meningen die mensen hebben, hebben een emotionele ondergrond. Dat geldt niet alleen voor andere mensen, dat geldt ook voor mezelf. Hoe ik de wereld zie, is voor een groot deel bepaald door wat ik normaal ben gaan vinden. En wat ik normaal ben gaan vinden wordt weer voor een groot deel bepaald door wat ik gewoon ben gaan vinden.

Wat mensen in Noord-Korea normaal vinden, vinden wij krankzinnig. Dat komt omdat de mensen in Noord-Korea gewoon zijn geraakt aan zaken die wij abnormaal vinden. Als honger een gewoonte is, wordt het als normaal ervaren. Als oorlog een gewoonte is, wordt het als normaal ervaren. Als slavernij een gewoonte is, wordt het als normaal ervaren. Dus als je mensen kunt laten geloven dat iets ‘gewoon’ is gaan ze het ook, automatisch, als ‘normaal’ ervaren.

Als je vervolgens datgene dat mensen, door gewoonte, als normaal ervaren ter discussie stelt, dan roept dat emotionele weerstand op.

Zo’n veertig jaar geleden opperde een vriend van me dat je mensen die niet willen werken maar het beste gewoon een uitkering kunt geven, en zeker niet moet dwingen om te gaan werken. Ik ben met een sterke arbeidsmoraal grootgebracht. Mijn vader was uitvoerder in de bouw en kon geen dag gemist worden omdat dan het werk stil lag. Hij had ook last van hernia. Vaak kon hij ’s morgens vroeg niet recht komen. Zitten ging dan ook niet. Kromgebogen at hij dan, staande, zijn ontbijt op om vervolgens op zijn brommer te kruipen om naar zijn werk te gaan. Tegen de tijd dat hij op zijn werk aankwam had hij zich, stukje bij beetje, recht geduwd. En dan begon zijn werkdag pas. Mensen die er in hun werk de kantjes van afliepen, daar moest mijn vader niets van hebben. Ik ook niet. Ook ik was gaan vinden dat je nou eenmaal moet werken voor je brood (als je dat kan en als er werk is).

Dus toen die vriend opperde dat je mensen die niet willen werken beter gewoon een uitkering kunt geven was ik, in eerste instantie, zeer verontwaardigd. ‘Ik zal je vertellen waarom,’ zei hij toen, ‘als je mensen die niet willen werken, dwingt om te gaan werken, zullen ze er alles aan doen om hun werk te saboteren. De kans dat ze hun werk goed doen is nihil. Dus daar heb je meer last van dan plezier. Daarom zeg ik dat je mensen die echt niet willen werken gewoon een uitkering moet geven.’ Emotioneel zat me dat niet lekker, maar rationeel kon ik niets tegen zijn argument inbrengen. Mijn vader had niet alleen een groot arbeidsethos, hij was ook zeer gemotiveerd voor zijn werk. Hij was er trots op. Hij werkte niet in eerste instantie voor het geld dat hij ermee verdiende, maar omdat het werk hem voldoening gaf. Maar als je die voldoening in je werk mist, en je elke dag met tegenzin naar je werk moet gaan, is dat een totaal ander verhaal. Door erover na te denken kwam ik tot de conclusie dat die vriend van me gelijk had. Als je wilt dat werk goed gedaan wordt dan moet je ervoor zorgen dat degene die dat werk doet ook gemotiveerd is om dat werk te doen. Dan moet je mensen die niet gemotiveerd zijn niet dwingen om dat werk te doen, simpelweg omdat je dan zeker weet dat het niet goed gedaan wordt.

Ik schreef (in maart 2017) in een landelijke krant een opiniestuk tegen dienstplicht. Daar kwam een aantal reacties op. Die reacties waren stuk voor stuk emotioneel. Dat ik tegen dienstplicht ben, kon, volgens de schrijvers van die reacties, niets anders betekenen dan dat ik egoïstisch en egocentrisch ben. De schrijvers van die reacties hadden zelf wel dienstplicht vervuld. Niet altijd met veel plezier, maar ze hadden toch maar mooi aan hun sociale verplichting voldaan, in tegenstelling tot mij. Ze hadden hun dienstplicht vervuld omdat dat nou eenmaal moest. ‘Je moet je land toch verdedigen en iets over hebben voor de maatschappij waar je deel van uitmaakt,’ was een terugkerend argument. Ik begrijp dat wel. Ook ik vind dat je iets over moet hebben voor de maatschappij waar je deel van uitmaakt en dat je de vrijheid van je land moet verdedigen als die aangevallen wordt. Maar de kern van dienstplicht; het tot een dienst verplichten van een medemens, daar ben ik het niet mee eens. Toch begrijp ik dat mensen moeite hebben met mijn pleidooi tegen dienstplicht.

Ik noem dienstplicht slavernij. De beste definitie die je van slavernij kunt geven is dienstplicht. Als de ene mens de andere mens tot een dienst verplicht, dan maakt die ene mens de andere mens tot zijn bezit. Hoe kan het dat we dat normaal zijn gaan vinden? Volgens mij komt dat omdat we, door de eeuwen heen, gewend zijn geraakt aan de principes van slavernij, en die zo gewoon zijn gaan vinden dat we ze, in bepaalde vormen, niet eens meer als principes van slavernij herkennen. Iemand die een ander tot slaaf maakt, gebruikt die ander voor zijn eigen behoeftes en belangen. Andersom is ook waar; iemand die een ander voor zijn eigen behoeftes en belangen gebruikt, maakt die ander tot slaaf. Of misschien moet ik zeggen; maakt die ander tot gebruiksvoorwerp. Want dat is wat er gebeurt als de ene mens de andere tot slaaf maakt; dan wordt een medemens gereduceerd tot gebruiksvoorwerp. Dat mensen elkaar reduceren tot gebruiksvoorwerpen zit in het DNA van ‘onze’ cultuur. Vanaf het moment dat we van jagers-verzamelaars tot landbouwers werden, is de ongelijkheid tussen mensen gegroeid, is het gewoon geworden dat de ene mens de andere mens als gebruiksobject ziet. Pas toen is slavernij ontstaan. Onze zogenaamde ‘beschaving’ is op dat principe gebaseerd. Het bouwen van de Chinese muur of van de piramides in Egypte en Zuid-Amerika was nooit mogelijk geweest zonder slavenarbeid. Hoe groter de verschillen in macht tussen mensen werden, hoe duidelijker en manifester de slavernij. Niet alleen de meesters raakten gewend aan die slavernij en gingen het normaal vinden, dat gold ook voor de slaven zelf. Toch is die vorm van onderwerping cultureel bepaald en geen natuurlijke wetmatigheid.

De eerste slaven in het zuiden van de Verenigde Staten van Amerika waren blanke Europeanen. Amerika was toen nog een kolonie van Engeland. Engeland stuurde zijn ‘misdadigers’ naar die kolonie om daar voor straf zeven jaar dwangarbeid te ondergaan (voor het schandelijke stelen van een brood bijvoorbeeld). Na zeven jaar kon die ‘misdadiger’ zich dan als vrij mens vestigen in die kolonie. Maar als zo’n dwangarbeider ontsnapte was hij niet als ontsnapte dwangarbeider te herkennen. Hij zag er immers hetzelfde uit als de vrije blanken. Dat was een groot nadeel. Ook moest er voor een continue nieuwe aanwas worden gezorgd. Ook dat was een nadeel. De behoefte aan dwangarbeiders was groot, dus probeerde men de oorspronkelijke bewoners tot slaaf te maken. Dat bleek geen succes. De oorspronkelijke bewoners kwijnden gewoon weg. Ze waren niet tot arbeid te bewegen en als je ze dwong hielden ze op met eten en drinken totdat ze stierven. Dat is de reden dat er, uiteindelijk, slaven uit Afrika gehaald werden.

Waarom konden de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika niet tot slavernij gedwongen worden en de bewoners van de kustgebieden in Afrika (net zoals Europeanen) wel? Volgens mij heeft dat te maken met het DNA van de cultuur van die verschillende bevolkingsgroepen. De oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika waren jagers-verzamelaars. Ze leefden in stammen die een egalitaire structuur hadden. Iedereen beschouwde zichzelf als een gelijkwaardig deel van de samenleving. De persoonlijke verschillen zorgden hooguit voor een verschillende taakverdeling, maar alles wat de stam bezat werd, min of meer, gelijkelijk  onder de stamleden verdeeld. Het idee dat de ene mens de andere als bezit zou kunnen zien, was in die samenleving, ondenkbaar. Overigens was het idee dat een persoon grond zou kunnen bezitten, net zo ondenkbaar. Een stam had wel een territorium, maar zo’n territorium behoorde aan iedereen binnen die stam toe.

Dat je een medemens zou kunnen bezitten of zelf in bezit genomen zou kunnen worden, zat gewoon niet in het DNA van de cultuur van die oorspronkelijke bewoners.

Dat was anders met de volkeren uit Afrika. Die kenden een landbouwcultuur. Met grondbezit. Als je oogst door droogte was mislukt, ging je op weg naar een plek waar er wel eten was. Dan bood je je daar aan als ‘slaaf’. In ruil daarvoor kreeg je dan onderdak en eten. Wie de vruchtbare grond als bezit kon claimen, had dus ook macht over zijn medemensen. Als je niets had en wilde overleven, dan zat er niets anders op dan je te onderwerpen aan iemand die veel bezat en je ziel en zaligheid in handen van die persoon te leggen.

Onze cultuur is niet wezenlijk anders. We kennen een lange geschiedenis van onderwerping van mensen aan elkaar. Het is gewoon dat mensen met macht van die macht gebruik maken om mensen zonder macht te dwingen om voor hen te werken. Het is zo gewoon dat we het normaal zijn gaan vinden.

Soms moet je je van iets losdenken. Soms kun je bijna niet anders.

Het gegeven dat de overheid meende mij dienstplicht te mogen opleggen, heeft me aan het denken gezet. Niet alleen of het rechtmatig is dat een overheid dat doet, maar ook of persoonlijk grondbezit wel rechtmatig is. En dan heb ik het niet over rechtmatig in wettelijke zin, maar of het in morele zin rechtmatig is. Daar heb ik mijn vraagtekens bij. De mensheid behoort de aarde toe, de aarde is niet het bezit van de mensheid, laat staan van individuele mensen. Dat grondbezit normaal gevonden wordt heeft niets met rationaliteit te maken. We zijn het normaal gaan vinden omdat we er aan gewoon zijn geraakt. Het is normaal in onze cultuur, maar niet in die van de oorspronkelijke bewoners van Amerika, die begrepen daar niks van. Als ik door hun ogen kijk, zie ik ook hoe waanzinnig het idee van persoonlijk grondbezit feitelijk is.

Het basisaxioma waar ik vanuit ga, is dat ieder mens evenveel bestaansrecht heeft als ik zelf heb. Niet meer en niet minder. Dat is geen rationeel standpunt, dat is een emotioneel standpunt. Als je in het omgekeerde gelooft, namelijk dat degene met de meeste macht het recht heeft om gebruik te maken van het bestaansrecht van anderen ten bate van de eigen behoeftes en belangen, is dat ook geen rationeel standpunt, maar een emotioneel standpunt. Ik ben tot mijn standpunt gekomen omdat ik me los heb proberen te denken van ideeën die in mijn cultuur als normaal worden gezien. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de enige reden dat die ideeën als normaal worden gezien, is dat iedereen er aan gewend is geraakt en het daarom gewoon is gaan vinden.

Pure slavernij hebben we, in ons land, ook ooit normaal gevonden, net zoals homofobie, kinderarbeid en seksisme. Verborgen slavernij wordt door een groot deel van de bevolking nog steeds normaal gevonden. Homofobie, kinderarbeid en seksisme gelukkig niet meer. Hoewel de residu’s daarvan nog wel steeds aanwezig zijn. Als iets in het DNA van een cultuur zit gaat het niet zomaar weg. Vreemdelingenhaat is een tijd als incorrect beschouwd, maar nooit helemaal verdwenen en daardoor kon het ook zo maar weer de kop opsteken. Als een virus dat een tijdlang verborgen aanwezig is, en zich dan ineens weer volop manifesteert.

Ik geloof dat zo’n 80 procent van de mensen boven de 65 vindt dat het invoeren van (sociale) dienstplicht voor jongeren een goed idee is. Ik heb niet de illusie dat ik die mensen kan overtuigen van het tegendeel. Ik heb gemerkt dat alleen al dienstplicht ter discussie stellen, zeer emotionele reacties uitlokt. Nadat ik daar eens goed over na heb gedacht, begrijp ik dat wel. Veel van die mensen hebben zelf dienstplicht ondergaan. Dat hebben ze niet leuk gevonden, maar gedaan omdat het moest. Met tegenzin. En precies daarom hechten ze er zo aan. En precies daarom willen ze het ook aan de jeugd van tegenwoordig opleggen. Erkennen dat je je onterecht iets hebt laten aandoen, is altijd moeilijk. Daarom houden oude mensen vaak vast aan foute dingen uit hun jeugd. Alle oude mensen. Ook ik.

Of de afkeer van dienstplicht die ik in mijn jeugd heb ontwikkeld fout of goed is, laat ik daarom aan de beoordeling van de lezer over. Het is niet ondenkbaar dat ik, als ik de tweede wereldoorlog had meegemaakt, anders over dienstplicht had gedacht.

Tijdens de verkiezingen van 2017 werd ons door de lijsttrekker van de VVD verteld dat hij vond dat iedereen ‘normaal’ moet doen. Dat is een zeer discutabel standpunt. Wat we ‘normaal’ zijn gaan vinden, zijn we normaal gaan vinden doordat we er aan gewend zijn geraakt en het daardoor gewoon zijn gaan vinden. Maar er zijn goede en slechte gewoontes. Aan allebei kun je gewend raken. Dat betekent dat wat je normaal vindt gebaseerd kan zijn op goede of slechte gewoontes. Als wat je normaal vindt op slechte gewoontes is gebaseerd, dan is het maar de vraag of dat ‘normaal’ ook gezond en/of wenselijk is. Daarom is het soms beter om niet normaal te doen. Soms is het zelfs beter om niet normaal te zijn. Als iedereen naar de afgrond rent, kun je maar beter de andere kant op gaan.