
ruud moors woorden, zinnen en verhalen aflevering 18
Lezen
Bij ons thuis werd veel gelezen. Niet omdat dat moest, maar puur vanwege het plezier in het lezen zelf. Omdat we daardoor lezen leuk hebben leren vinden, lezen mijn broer en ik, ons leven lang al, ongelofelijk veel met ongelofelijk veel plezier.
Laagopgeleid
Mijn vader was bouwvakker en mijn moeder was, voordat ze huisvrouw werd, winkeljuffrouw. Mijn ouders behoorden daardoor, zo werd ons verteld, tot de laagopgeleiden. Dat heb ik altijd vreemd gevonden. Alsof je alleen maar iets geleerd hebt als je theoretisch onderwijs hebt genoten. Mijn vader had op de ambachtsschool geleerd voor timmerman, en daarna had hij, in de avonduren, doorgeleerd om uitvoerder te kunnen worden. Zowel bij het vak van timmerman als bij het vak van uitvoerder, moet je, onder andere, in staat zijn om ingewikkelde meetkundige principes toe te passen. Dat kan je niet zomaar. Daar moet je moeite voor doen. Dat moet je leren.
Boekenkast
Omdat mijn vader een bekwaam timmerman was, maakte hij, van dikke planken die hij van iemand had gekregen, dunnere planken door ze in de lengte door midden te zagen met een handzaag. Van die planken maakte hij vervolgens een boekenkast. Die boekenkast stond in de woonkamer en bevatte de boeken van mijn vader en moeder. Die kast stond vol.
Boeken
Ook voor mijn broer en mij maakte hij een boekenkast. Als ik het me goed herinner stonden er heel wat meer boeken van mijn broer in dan van mij. Een groot aantal boeken deelden we ook. Ook die boekenkast stond al snel helemaal vol. Als we jarig waren kregen we boeken. Ook met Sinterklaas vonden we altijd boeken tussen de rest van de cadeaus. De meeste boeken die we zelf kochten waren strips. De Vlaamse strip ‘Nero’ van Marc Sleen was daarbij favoriet.
Daily sitdown
Als mijn vader thuiskwam van zijn werk had mijn moeder meestal het eten al klaar. Dat werd, zoals het een arbeidsgezin betaamt, in razend tempo naar binnen gewerkt, waarna mijn vader met de krant naar de wc vertrok om daar, onder het genot van menig sigaret, een tijd lang, ongestoord, te gaan zitten lezen.
Alleslezer
In de avonduren werd er veel gelezen, gekaart of een ander spel gespeeld. Iedere avond werd er wel gelezen. Mijn moeder las altijd een boek met een waar gebeurd verhaal, liefst van een gebeurtenis die tegen het ongeloofwaardige aanzat, maar in ieder geval moest het om iets spectaculairs gaan. Een boek over iemand met vijftig verschillende persoonlijkheden werd door haar kritiekloos verslonden. Mijn vader was een alleslezer. Hij las literatuur maar niet omdat het literatuur was. Hij las ook boeken die door hoogopgeleide mensen als lectuur werd gezien. Het maakte hem niet uit. Ook stripverhalen las hij, in tegenstelling tot mijn moeder, met veel plezier.
Stripverhalen
Mijn moeder had het liefste gezien dat wij alleen ‘serieuze’ boeken lazen. Stripverhalen beschouwde zij als ‘zonde van de tijd’. Omdat mijn vader onze stripverhalen ook met veel plezier las, voelden mijn broer en ik ons gesterkt in onze liefde voor het stripverhaal. En omdat mijn vader die stripverhalen las, wist mijn moeder dat het geen zin had om te proberen ons het lezen van strips te verbieden. Dan had ze dat mijn vader ook moeten verbieden. En dat durfde ze niet.
Lectuur of literatuur
We hebben nooit geleerd onderscheid te maken tussen lectuur en literatuur. En feitelijk is dat ook een onzinnig onderscheid. Er bestaan leesbare boeken en onleesbare boeken. Er bestaan boeken die zo geschreven zijn dat je er helemaal in meegezogen wordt en er zijn boeken die zo taai zijn dat er nauwelijks door heen te komen valt.
Lezen voor je plezier
Ik hou van leesbare boeken. Of een schrijver tot de literatuur wordt gerekend of niet, maakt me daarbij niets uit. Doordat mijn vader net zo genoot van de boeken van Adriaan en Olivier van Leonard Huizinga als van de boeken van Stijn Streuvels of de boeken van Karl May, las hij alles gewoon door elkaar, zonder een arbitrair onderscheid te maken. Kinderboeken, de Donald Duck, hij las het allemaal. Wat hij me daardoor geleerd heeft is dat lezen iets is dat je voor je plezier doet, niet omdat het moet.
Druivenplukkers
Op de MAVO hoefden we niet veel te lezen. Een paar boeken maar. Ik kan me herinneren dat ik in de boekenkast van mijn ouders een boek van A. den Doolaard vond dat ‘De Druivenplukkers’ heette. Dat stond op de lijst van boeken waaruit ik moest kiezen. ‘Dat is een mooi boek,’ zei mijn vader, dus las ik het. Met plezier. Gelukkig werden me geen vragen gesteld over de bedoelingen van de schrijver en de diepere lagen van het verhaal, maar mocht ik zelf een verslag schrijven over het boek. Dat was vooral bedoeld om te controleren of ik het boek wel gelezen had. Het ging de docent op de MAVO er vooral om om je aan het lezen te krijgen, niet om je lastig te vallen met allerlei vragen waar je literatureluurs van wordt.
Gretig lezen
Nog steeds ben ik een alleslezer. Er zijn tijden dat ik vooral jeugdboeken lees, vooral als die lekker weglezen, maar er zijn ook tijden dat ik alleen maar filosofieboeken lees of boeken over religie of over natuurkunde of over economie. En dan kom ik ineens een boek tegen van een romanschrijfster dat me zo bij de lurven grijpt dat ik vervolgens alles lees wat ik van die schrijfster te pakken kan krijgen.
Literatuuronderwijs
Toen mijn zoon vier jaar was, had hij zichzelf leren lezen. Dat deed hij graag en veel. Dat was ook goed te merken omdat hij nog niet stil in zichzelf kon lezen, maar dat altijd hardop deed. Dat plezier in lezen heeft hij niet meer. Doordat hij op het gymnasium literatuuronderwijs kreeg, waar je, na het lezen van een boek wordt lastig gevallen met vragen over wat je gelezen hebt, vragen die vaak uiterst dubieus zijn. Omdat je geacht wordt zo’n boek op dezelfde manier te lezen als de docent die die vragen heeft verzonnen, besloot hij maar helemaal met lezen te stoppen.
Uittrekselcultuur
Natuurlijk hoop ik van harte dat zijn liefde voor lezen ooit opnieuw wordt gewekt, maar ik begrijp ook heel goed waardoor die liefde is gesmoord. Zo’n negentig procent van de jongeren leest de boeken die ze op hun lijst hebben staan, helemaal niet zelf. Ze lezen een uittreksel en oefenen met vragen die eerder over dat boek zijn gesteld. Dat werkt, al decennialang, uitstekend. Op die manier voldoen die leerlingen aan de eisen van de docenten. Maar of ze ook aan de bedoelingen van die docenten voldoen, is maar de vraag.
Onwelgevallige feiten
Mijn zoon hield een spreekbeurt waarbij hij dit gegeven te berde bracht. Hij had de cijfers paraat maar zelfs dat overtuigde zijn docente niet dat zoveel jongeren de boeken op hun lijst helemaal niet lazen. ‘Ja misschien op de HAVO, maar hier op het gymnasium toch niet…’ wierp ze obstinaat tegen. Omdat zij zich niet kon voorstellen dat het zo was, vond ze het ook niet nodig om uit te zoeken of mijn zoon misschien gelijk had, of niet. Natuurlijk kreeg hij een onvoldoende voor zijn spreekbeurt.
Toetsvoorbereiding
Vervolgens las mijn zoon geen van de boeken die op zijn lijst stonden, maar zocht op internet naar uittreksels en eerdere toetsen zodat hij wist welke vragen hij kon verwachten. Zo slaagde hij voor zijn examen Nederlands. Zijn docente kon zich waarschijnlijk niet voorstellen dat iemand die de toets-vragen adequaat kon beantwoorden, dat had gedaan zonder die boeken te lezen.
Literatuur
De lijst met boeken waaruit je op een gymnasium geacht wordt te kiezen, bevat geen enkel jeugdboek, maar ook geen enkel boek dat aansluit bij de leefwereld van de jongeren die op het gymnasium zitten. Alsof een boek pas echt literatuur mag heten als de inhoud voor jongeren vrijwel onverteerbaar is.
Onderscheid
Je zou denken dat het de taak van het onderwijs is om te zorgen dat mensen met plezier leren lezen. Maar dat kan pas wanneer het arbitraire onderscheid tussen lectuur, literatuur en kinder- en jeugdboeken wordt afgeschaft. Ik las ergens dat het verschil tussen lectuur en literatuur pas laat is verzonnen. Pas toen het gewone volk had leren lezen (in de negentiende eeuw), vonden de notabelen het nodig om dat onderscheid te maken. De boeken die zij lazen waren natuurlijk literatuur en de boeken die het gewone volk las, die werden, vanzelfsprekend, tot de lectuur gerekend. En kinderboeken? Ach, die hoefde je natuurlijk helemaal niet serieus te nemen. Zeker in die tijd werden kinderen helemaal niet serieus genomen, dus hoefde je dat met wat ze lazen ook niet te doen.
Huckleberry Finn
Dat is trouwens typisch een Nederlands iets. In Angelsaksische landen worden veel kinderboeken, zonder problemen, tot de literatuur gerekend. Denk maar aan ‘Huckleberry Finn’ van Mark Twain of ‘Treasure Island’ van Robert Stevenson. Beide boeken heb ik, toen ik reeds volwassen was, met veel plezier, in het Engels gelezen. Waarom? Omdat die boeken spannend zijn en lezen als een tierelier.
Genieten van boeken
Ik ben blij dat ik geen literatuuronderwijs heb ‘genoten’. Het zou me niks verbazen dat ik daardoor, mijn leven lang, ongestoord van ongelofelijk veel boeken heb genoten. En aan uittreksels heb ik me nooit gewaagd. Als ik een boek niet om door te komen vind, lees ik het gewoon lekker niet!
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: