‘Ruzie is gezond’. ‘Ruzie lucht op’. ‘Een relatie zonder ruzie lijkt me maar saai’. Het zijn drie uitspraken waar ik het totaal, maar dan ook echt totaal mee oneens ben. Ik hou niet van ruzie, ik heb me er nog nooit opgelucht door gevoeld en hoe minder ruzie er in een relatie is, hoe boeiender ik die relatie vind. Door ruzie voel ik me eerder ellendiger en zieker dan opgeluchter en gezonder.

Als mensen ruzie hebben heeft dat altijd met onbegrip te maken. Mensen maken ruzie omdat ze zich onbegrepen voelen of de ander niet willen of kunnen begrijpen. Als je je onbegrepen voelt, voel je je ook vaak vernederd. Heeft ruzie dan alleen maar nadelen? Dat ligt eraan vanuit welk perspectief je het bekijkt.

Als ik ruzie kreeg met mijn broer was dat vaak omdat ik hem duidelijk wilde maken dat wat hij deed mij kwetste. Een week of wat nadat ik uit het ziekenhuis kwam (ik had een ongeluk gehad waarbij ik, op de brommer, door een auto die ik niet had gezien, was geschept), zat ik bij hem achterop zijn brommer. Zonder ook maar een moment vaart te minderen reed hij op een weg met allemaal zijstraten, waarbij het zicht op die zijstraten niet al te duidelijk was, althans in mijn beleving. Ik vroeg hem om af te remmen, in ieder geval wat minder hard te rijden, omdat ik doodsangsten doorstond. Mijn broer vond dat allemaal maar flauwekul, want volgens hem had hij het allemaal wel in de hand.

‘Er kan zomaar ineens een auto uit die weg komen!’ schreeuwde ik. ‘Nee, die zie ik wel in de ruiten van de huizen,’ beweerde mijn broer en gaf juist wat extra gas. ‘Stop!, schreeuwde ik, ‘ik wil er af!’ ‘Flauwekul,’ vond mijn broer, ‘ik heb alles onder controle.’ Toen we eindelijk thuiskwamen sprong ik van de brommer af en gaf mijn broer een klap. ‘Godverdommesse klootzak!’ zei ik. ‘Ik snap niet waar jij je druk om maakt, ik had alles onder controle,’ vond mijn broer. ‘Ik stond doodsangsten uit, lul!’ riep ik. ‘Dat was nergens voor nodig,’ zei mijn broer, haalde zijn schouders op en ging naar binnen.

Trillend van frustratie liep ik achter hem aan. Ik begreep niet waarom hij geen rekening had gehouden met mijn angst. Het feit dat hij vond dat ik geen reden had om angst te hebben en dat hij er daarom geen rekening mee hoefde te houden, maakte de angst alleen maar groter, niet kleiner. Ik vond het volstrekt onredelijk van hem dat hij vond dat ik meer vertrouwen in hem moest hebben dan in mezelf. Door een kleine inschattingsfout had ik een aanrijding met een auto gehad waardoor ik een maand in het ziekenhuis had gelegen. Hoe kon hij dan van me vragen dat ik vertrouwen zou hebben in zijn, in mijn ogen roekeloos, rijgedrag? De ruzie die we daarover hadden luchtte niet op en was in mijn ervaring ook niet erg gezond. Het feit dat mijn broer me niet wilde (of kon) begrijpen, vrat aan me, maakte de relatie die ik met hem had alleen maar onzekerder. Ik had graag een relatie met hem gehad zonder dit soort ruzies. Nu, vijfenveertig jaar later, hebben we ook zo’n relatie.

Toen we regelmatig dit soort ruzies hadden, stond de uitslag van tevoren vast. We kregen ruzie omdat ik me gekwetst voelde en mijn broer probeerde me te overtuigen dat dat nergens op sloeg, waardoor ik me niet gehoord en onbegrepen voelde. Het was iedere keer een herhaling van zetten. Saai. Much ado about nothing. Op een gegeven moment liep zo’n ruzie, ogenschijnlijk om niets, zo uit de klauwen dat er even helemaal geen contact meer mogelijk was. Dat was voor ons allebei geen opluchting, integendeel. Ik kon aan vrijwel niets anders denken. Niet dat dat zin had, want ook dat denken ging alleen maar in een kringetje. Slapeloze nachten had ik ervan. Toen ik mijn broer uiteindelijk, op zijn initiatief, weer sprak, bleken we beiden enorm te lijden onder die uit de hand gelopen ruzie. Ook hij had er slapeloze nachten van gehad. ’Zullen we er gewoon een streep onder zetten?’ stelde mijn broer voor. We waren het helemaal niet eens over waar die ruzie nou precies om ging. Maar we besloten dat dat er ook helemaal niet toe deed. We besloten gewoon te stoppen met ruzie maken. Niet dat daardoor ineens alles was opgelost.

Zoals de Dao De Jing zegt:
Als er vrede is gesloten na een grote vijandschap, dan is er zeker nog een restant vijandigheid over. Vrede kan alleen ontstaan door welwillend te handelen.

Maar vanaf dat moment deden we ons best om ruzies te vermijden. Dat betekende ook dat we voorzichtiger met elkaar omgingen, aftastender. De relatie die we sindsdien hebben is weliswaar minder intens, maar veel boeiender, omdat we allebei beter naar de ander luisteren en meer rekening houden met elkaar om niet weer in  zo’n allesverzengende ruzie terecht te komen. Ik kan natuurlijk niet voor mijn broer spreken, maar als ik voor mezelf spreek, dan vind ik de relatie die we nu hebben veel gezonder, boeiender en luchtiger dan de relatie die we vroeger hadden. En waar ik bovenal blij mee ben; deze relatie is veel gelijkwaardiger. Ik denk dat dat ook de kern is; in gelijkwaardige relaties komen ruzies veel minder voor en als ze al voorkomen zijn ze veel minder heftig, omdat er geen sprake is van machtsstrijd.

Een ruzie ontstaat feitelijk altijd vanuit een machtsstrijd. Dat is wellicht ook de reden dat sommige mensen voordeel zien in het hebben van ruzie, zeker als dat er voor zorgt dat ze de ander kunnen onderwerpen. Dat levert weliswaar, tijdelijk, een goed gevoel op, maar die ‘opluchting’ is altijd eenzijdig. Een ruzie lost eigenlijk nooit iets op. Het bewerkstelligt wel van alles, het bepaalt ook van alles, maar het lost niets op. Voor degene die het onderspit delft in een ruzie is dat een vernederende en ongezonde ervaring en ook als het je lukt om de ander het onderspit te laten delven is de ‘opluchting’ die dat teweegbrengt geen onverdeeld genoegen. Persoonlijk vind ik een machtsstrijd altijd vervelend, of ik die machtsstrijd nou verlies of win. De uitkomst is altijd ongelijkwaardigheid en daar voel ik me nooit prettig bij.

Ongelijkwaardige relaties zijn ook de meest voorspelbare relaties. Regelmatig terugkerende ruzies verlopen altijd volgens hetzelfde patroon. De een verwijt de ander dat ie weer zus of zo doet en die ander reageert daar met onbegrip of schuldgevoel op. In een ruzie zijn beide partijen, per definitie, gefrustreerd. En dat zorgt ervoor dat beide partijen steeds in hetzelfde patroon schieten. In een gelijkwaardige relatie is er geen ruzie nodig om te communiceren over verschillende belangen. Doordat een gelijkwaardige relatie niet op machtsstrijd is gebaseerd, gaat de communicatie dieper.

De vraag: ‘Waarom doe je dat eigenlijk?’ zal in een ongelijkwaardige relatie al snel tot een ruzie escaleren, waardoor beide partijen allebei in dezelfde patronen schieten, terwijl diezelfde vraag in een gelijkwaardige relatie tot een diepgaand en interessant gesprek kan leiden. Ruzies zijn saai. Een relatie zonder ruzie geeft een openheid in communicatie die telkens weer verrassende inzichten kan geven. Ruzies luchten niet op, integendeel, ruzies beklemmen. Ruzies zijn niet gezond, want ruzies lossen niks op. Pas als je de ruzie achter je laat en daadwerkelijk gaat communiceren, je gaat interesseren voor de standpunten van de ander en de ander als je gelijke beschouwt, kun je spreken van een gezonde, luchtige en boeiende relatie.

Hoewel ik in mijn leven veel ruzies heb gehad en er ook veel heb ‘gewonnen’ heb ik er een gruwelijke hekel aan. Ook een ruzie waarbij ik kon voorkomen dat ik onderworpen werd door de ander ‘op zijn plaats te zetten’, gaf me meer verdriet dan vreugde. Nogmaals een citaat uit de Dao De Jing:

Als twee even sterke legers met elkaar strijden, dan rouwen ook de overwinnaars.

In iedere strijd wordt er meer verloren dan er uiteindelijk gewonnen wordt.