
de ontwikkeling van mijn denken door ruud moors 97 weten en kennen
Zeg ken je de mosselman, de mosselman, de mosselman?
Zeg ken jij de mosselman, die woont in Scheveningen.
Als je wel eens van die mosselman gehoord hebt, en dus weet dat hij in Scheveningen woont dan kun je die vraag positief beantwoorden.
Ja ik ken de mosselman, de mosselman, de mosselman.
Ja ik ken de mosselman, hij woont in Scheveningen.
Maar weet je dan ook wie de mosselman is?
En als je weet wie die mosselman is, wat weet je dan van die mosselman?
Nou, waarschijnlijk heeft die man iets met mosselen te maken, maar zeker weten doe je dat niet. Eigenlijk is het enige dat je met enige zekerheid kunt zeggen dat hij in Scheveningen woont. Dat weet je dus. Als je de mosselman kent, dan betekent dat dat je van het bestaan van de mosselman op de hoogte bent, maar het zegt niets over wat je van de mosselman weet.
‘Ik ben bezig met het vertalen van de Dao De Jing,’zei ik. ‘Ja, dat boek ken ik,’ zei zij. ‘O heb je het gelezen dan?’ ‘Eh, nee, maar ik weet wel van het bestaan.’ ‘Dus je hebt wel eens van het boek gehoord,’ zei ik. ‘Ja, precies,’ zei zij. ‘Wat knap dat je dat boek kent,’ slijmde haar nieuwe vriend. ‘Ja,’ zei ze, overduidelijk blij met dat compliment.
Je kunt dus zeggen dat je een boek kent zonder het gelezen te hebben en zelfs zonder te weten waar dat boek over gaat. Wat mensen kennen is dus iets anders dan wat ze weten. Dat is niet altijd duidelijk, omdat de betekenissen van kennen en weten elkaar ook enigszins overlappen. Toch is er een duidelijk verschil. Iedereen die wel eens monopoly heeft gespeeld, is op de hoogte van het feit dat de Coolsingel bestaat. Ze kennen de Coolsingel, ze weten van het bestaan van de Coolsingel, maar dat betekent niet dat ze weten waar de Coolsingel ligt en hoe de Coolsingel er uit ziet, hoeveel huizen er staan, wie er wonen, hoeveel winkels er zijn en hoeveel kantoren. Toch mag je op de vraag of je de Coolsingel kent zonder bezwaar antwoorden: ‘Ja, ja, van monopoly.’ ‘En weet je dan ook in welke stad het ligt?’ ‘Nou, eh, dat ben ik… eh… vergeten.’
Als iemand vraagt of je Bob Dylan kent, dan volstaat het als je weet hebt van het bestaan van iemand die Bob Dylan heet. Dat voldoet. Als je weet dat iemand Bob Dylan heet, dan ken je Bob Dylan. Maar als iemand je vraagt of je weet wie Bob Dylan is, dan wordt je geacht iets meer te weten. ‘Dat is toch die zanger met die kraak in zijn stem, die de Nobelprijs heeft gekregen…’
Weten en kennen zijn dus wel degelijk verschillend.
Als je weet hoe iets heet, weet je eigenlijk nog niets. Als ik tegen iemand zeg: ‘Ik ken jou,’ dan is dat niet hetzelfde als dat ik tegen iemand zeg: ‘Ik weet wie jij bent.’ Kennen is altijd oppervlakkiger dan weten. Weten vereist daardoor meer inzicht.
Dat is in het onderwijs van essentieel belang. Als de kennis die leerlingen geacht worden tot zich te nemen vooral uit het leren kennen van feitjes bestaat, dan weten ze nog steeds niet zoveel. Pas als ze de verbanden tussen die feitjes en inzicht in de aard van die feitjes leren kennen, kun je van ‘weten’ spreken. Het is niet voldoende om te weten dat de Dao De Jing bestaat en dat hij door een zekere Laozi geschreven is. Dan heb je kennis van het bestaan van iets, maar dan weet je nog niets.
‘De vader van mijn vriend weet alles van vogels, hij kent al hun namen.’ zei Richard Feynman tegen zijn vader toen ze samen een wandeling maakten en hij aan zijn vader had gevraagd hoe een vogel die ze zagen heette en zijn vader het antwoord niet wist. Even later zagen ze een andere vogel. ‘Die vogel heet in het Russisch ‘Galoebstjik’ in het Fins ‘Nihihanu’, in het Chinees ‘Pengshizu’ en in het Frans ‘Jenesaispas’, zei zijn vader zonder een spier te vertrekken. Richard Feynman wist dat zijn vader al die namen uit zijn duim zoog en die vader wist dat zijn zoon dat wist. ‘Kijk,’ zei hij, ‘Dat je de naam van iets kent betekent niet dat je weet wat iets is. Als je weet dat die vogel ‘Gnoet’ heet, dan weet je eigenlijk nog niets. Als je iets te weten wilt komen over die vogel dan moet je hem goed observeren. Dan kijk je naar de kleur van zijn vleugels, naar de manier waarop hij zich voortbeweegt, of hij dat stap voor stap doet of huppelend. Dan kijk je wat hij eet; bessen, zaad, rupsen, insecten of iets anders. En zelfs als je dan de naam van die vogel niet kent, weet je meer van de aard van die vogel dan iemand die alleen maar weet dat hij ‘Gnoet’ heet.
Weten veronderstelt altijd enig inzicht in de aard van iets. Kennen niet.
Als je iemand tegenkomt die tegen je zegt: ‘Ik ken jou,’ denk dan niet dat hij weet wie jij bent. Hoogstwaarschijnlijk is dat niet zo. Met een beetje geluk kent hij of zij je naam, maar als iemand zegt: ‘Ik ken jou ergens van,’ is zelfs dat waarschijnlijk niet het geval.
Kennen is eigenlijk niet meer dan weet hebben van. Weten gaat dieper.
Ja ik ken de mosselman, maar ik weet absoluut niet wie hij is.
De vorige afleveringen vind je hier: