Harry Bolick en Ken Bloom maakten samen een album dat me niet loslaat sinds ik het gehoord heb. Bolick speelt op een ontregelende manier de fiddle, en Bloom speelt op verschillende soorten banjo’s. Samen klinken ze op zijn zachtst gezegd tamelijk ongewoon. Ze spelen voor een deel traditionele muziek van de voor-vorige eeuw, en voor een deel eigen stukken. De banjo en de fiddle zijn vaak op een ongewone manier gestemd, er wordt met een strijkstok gespeeld op instrumenten die daar in eerste instantie niet voor bedoeld waren (en ook bijvoorbeeld de banjofiddle), er wordt bovendien op eigengemaakte instrumenten gespeeld, en het klinkt allemaal bekend, maar toch behoorlijk wringend. Neem daarbij de merkwaardige ritmes die gehanteerd worden, de melodieën die op een ongebruikelijke maar inventieve manier door elkaar heen gespeeld worden en de overtuigende virtuositeit van beide heren, en je hebt een zeer intrigerend mengsel.

Als ze zingen (wat ze niet erg vaak doen) klinken ze een beetje als de Holy Modal Rounders. Ongeschoolde, maar volstrekt overtuigende stemmen. In hun instrumentals zetten ze je zeer regelmatig op het verkeerde been, waardoor je eigenlijk steeds op het puntje van je stoel zit te luisteren. Spannende muziek dus, die weliswaar zeer nadrukkelijk in de traditie geworteld is, maar die ook zeer modern klinkt. En wat ook belangrijk is – het speelplezier spat eraf. Na een klein uur heb je er dan eigenlijk ook nog lang niet genoeg van.

De titel van de cd komt van een moment tijdens een festival waar beide heren in de late uurtjes voor hun eigen lol ergens op een uithoek van het festivalterrein zaten te spelen toen er ineens een festivalganger uit de duisternis opdook die tussen alle spontane latenachtsessies door op zijn gehoor fanatiek op zoek was gegaan naar, zoals hij dat fraai formuleerde “that banjo from hell”, die hij toch echt wou zien. Het is voor de cd een ietwat misleidende titel, omdat de fiddle dezelfde verontrustende toon heeft als de banjo.

  • Ken Bloom & Harry Bolick – That Banjo From Hell – Newtimey 2003