hortusfestival - les mariés de la tour eiffel, 24 augustus 2010 - hortus ensemble olv maarten van veen
Het Hortus festival is, dat constateerden we al eerder, in meerdere opzichten een uniek festival. Om te beginnen is het een festival dat over zes avonden is verdeeld, waarbij een repertoire wordt aangeboord dat tegenwoordig niet vaak op de concertpodia te horen is. De opbouw van het festival is bovendien voorbeeldig te noemen. Elke avond wordt er een mooi afgewogen programma aangeboden, en het festival werkt bovendien heel mooi naar de perfecte slotavond toe, waardoor het festival in zijn geheel ook een mooie afgewogen, uitgebalanceerde indruk maakt.
Dat klinkt misschien saai, maar dan vergis je je, want de muziek uit het fin-de-siècle, uit de tijd van de muze Misia die als verbindende factor voor dit festival is gebruikt, is buitengewoon spannend en swingend, en er waren zeer veel aangename verrassingen te horen.
Voor een beter begrip moet je misschien ook de beeldende kunst van die tijd erbij denken, en dan met name het impressionisme, want als je muziek al impressionistisch zou kunnen noemen dan is het deze muziek. Op de slotavond was er een uitgebreid ensemble te horen in diverse bezettingen.
De avond werd ingezet met de korte maar prachtige ode van Franz List aan Wagner: Am Grabe Richard Wagners voor piano en strijkkwartet. Aan de piano de fragiel ogende maar zeer trefzekere Anja German, de fantastische strijkers waren Eva Stegeman en Jellantsje de Vries (viool), Bernadette Verhagen (altviool) en Jan Insinger (cello).
Anja German mocht ook even schitteren in Germaine Tailleferre’s Hommage à Debussy voor piano solo, waarna het complete ensemble aantrad voor het eerste deel van Francis Poulenc’s Rhapsodie Nègre (opgedragen aan Satie). Raymond Honing en Oeds van Middelkoop (fluit) en Lars Wouters van den Oudenweijer en Michael Hesselink (klarinet) maakten het ensemble bijna compleet.
Igor Stravinsky is misschien wel de meest illustere componist van het gezelschap rond Misia, en voor zijn getoonzette gedichten “de la Lyrique Japonaise” kwam sopraan Marieke Steenhoek het ensemble aanvullen. Muziek en zang die nog steeds modern en zelfs nog steeds een tikkeltje onwennig klinken.
Na de pauze kwam de absolute klapper, namelijk het strijkkwartet van Maurice Ravel. Als je Ravel alleen kent van zijn Bolero is dit een geweldig stuk om naar te luisteren, want dit swingt om te beginnen geweldig, maar het is ook zo ongelofelijk energiek en spetterend en opwindend dat iedereen op het puntje van zijn stoel zat. De vier strijkers hadden er overduidelijk ook zeer veel plezier in (zelfs na afloop hoorden we twee van de strijkers tegen elkaar verzuchten dat dit toch wel een heel prachtig stuk was).
Ravel sloot de avond ook af, met drie gedichten van Stephane Mallarmé, waarmee het festival redelijk stemmig eindigde. Voor mij als luisteraar was het daarna nog lang niet afgelopen, want buiten het feit dat we verkwikt weer naar huis gingen heeft het festival ook gretig gemaakt naar meer. Dus Milhaud werd om te beginnen weer uit de kast gehaald, en Ravel zal ook verder worden herontdekt.
Want dat is het effect dat dit festival heeft – je geniet zo intens van muziek die je te slecht kende dat je meteen op zoek gaat naar meer. Compliment dus voor de artistiek leider van het festival, Maarten van Veen, die een magnifiek programma samenstelde en dat bovendien met een groep topmusici uitvoerde.