
annie keating een interview
Annie Keating, singer/songwriter extraordinaire uit Brooklyn, New York, trad op maandag 19 juni 2017 op in Podiumcafé Peter en Leni in Steendam, aan de rand van het Schildmeer, op het Groninger land. Voordat het optreden begon had ik de kans even met haar te praten. Ik begon het gesprek met uit te leggen dat ik haar laatste vijf albums lovend had besproken, en het allemaal groeidiamantjes vond, met prachtige liedjes en schitterende arrangementen. De hoesjes van die cd’s verschillen nogal van elkaar, dus mijn eerste vraag was of de laatste, Trick Star, bewust wat brutaler was dan de voorafgaande, als Water Tower View of Making Believing.
Keating: “Nee, ik wou gewoon een keer de speelse kant van mijn liedjes wat meer benadrukken. Veel van mijn liedjes hebben inderdaad wel een poëtische kant, maar er zit vaak ook een speelse en humoristische kant aan, en dat wou ik wat meer naar voren laten komen. Trick Star is de naam van de eerste fiets waar ik op heb leren fietsen, en daar moest ik aan denken toen mijn eigen kinderen leerden fietsen, dus ik heb die Trick Star (fijne naam voor een album, vond ik ook) tevoorschijn gehaald, en ben er met mijn grote laarzen op gaan staan. Dat vond ik wel grappig. En de vormgever heeft mijn naam in hetzelfde lettertype als Trick Star erin gezet. Ik wil eigenlijk nooit een foto van mezelf op het hoesje, want het gaat tenslotte om de muziek, niet om mijn hoofd.”
Wie heb je voor deze tournee meegebracht naar Europa?
“Steve Mayone op verschillende gitaren en mandoline – hij speelt ook op het laatste album mee, en de man ademt gewoon muziek. En op de staande bas Scott Warman uit Brighton. Die heb ik tijdens mijn laatste tour ontmoet, hij speelt in bands als Pork Slide Smoker en The Long Haul, en dat klikte, hij is een geweldige speler die de warmte van de bas combineert met de percussieve kant van die grote bas. Hij kwam met zijn vrouw bij ons op bezoek in Brooklyn en ik vroeg of we niet samen konden spelen als ik weer naar Europa kom, want ik kan me niet veroorloven om twee mensen uit de States mee te nemen. Eerst zou hij alleen mee door Engeland touren, nu gaat hij alle concerten mee. Met zijn drieën hebben we een heel mooi triogeluid.
Dit is de vierde keer dat we in Nederland zijn, in Engeland de vijfde keer, zeven of acht jaar geleden speelde we op Take Root. Ik doe geen grote tours, en kleine albums. Mijn vader waarschuwde me al dat ik van de muziek nooit rond kon komen, hij noemde mijn gitaar een banjo en zei: stop daarmee! Ik heb het geluk dat ik een gebouw bezit en dat ik een aantal huurders heb. Daar kan ik van leven, want de muziek levert weinig geld op.
Albums kan ik alleen maar maken doordat Jason Mercer, waar ik al heel lang mee samenwerk, een kleine studio heeft waar ik kan opnemen. Hij rekent niet veel, en we gaan de studio in met een aantal heel getalenteerde musici, dan verspil je ook niet veel tijd. De arrangementen werden in het begin nog gemaakt door een arrangeur, die ze uit de melodie haalde, maar nu doe ik het inmiddels zelf. Dat is erg leuk, ik krijg nu al bijna vanzelf haak-ideetjes voor arrangementen.
Spelen voor mensen vind ik erg leuk. Gisteravond speelden we in een klein zaaltje in Son en Breugel, en daar was het al net zo warm als hier, dus na de show hadden we een soort van after-show waar we op het terras nog wat zaten te spelen, en toen kwam er iemand naar me toe die zei: “Ik wil je wat vertellen. Ik heb kanker, en ik ga morgen het ziekenhuis in, en ik neem jouw album mee, omdat dat me helpt”. Ik krijg bijna weer tranen in mijn ogen als ik je dit vertel, want ik weet dat muziek je echt door moeilijke tijden heen kan helpen, maar als iemand zoiets over jouw muziek zegt is dat toch wel heel bijzonder.”
Ik heb het zelf wel bij de muziek van iemand als John Prine, die raakt me ook echt, dus dat is een van de weinigen waar ik wel eens een cover van speel (ze speelde die avond een kippenvelversie van Angel from Montgomery van Prine). Het schrijven van liedjes kost veel. Na een album denk ik: nooit meer, maar dan gaat het toch weer kriebelen, en dan komen de nieuwe liedjes weer. Ik krijg de meeste ideeën “on the road”, want ik leid verder een normaal leven met twee kinderen van tien en vijftien. Nu zijn we meer dan een maand op pad, en dat vind ik al erg lang – het is maar goed dat mijn kinderen zometeen in Engeland over komen.
De kinderen vormen ook een inspiratiebron – Coney Island gaat over de kinderen en een perfecte dag, en er zijn verschillende manieren waarop kinderen je kunnen inspireren. De liedjes gaan dan uiteindelijk vaak maar indirect over de kinderen of over gebeurtenissen, maar de aanleiding komt daar wel vandaan.
In de pauze vroeg ik of ze een van mijn favoriete liedjes, River Clyde, zou willen spelen. Omdat de bassist dat liedje nog niet kende werd dat pas veel later, na het concert, op het terras, toen iedereen al weg was nog even speciaal voor ons gespeeld, waarbij de bassist gewoon meespeelde alsof hij het al jaren kende. Ik vertelde dat de tekst me deed denken aan een kort gedicht van K Schippers, dat wel toepasselijk was, omdat we daar op een vergelijkbare plek zaten, aan de rand van het Schildmeer. Het is een gedicht met een titel die aangeeft dat het bij de dichter om de hoek is (hij woont in Amsterdam) en twee zinnen:
Bij Loosdrecht
Als dit Ierland was
Zou ik beter kijken