Bert Hadders en de Nozems gaan na zo’n tien jaar samenspelen uit elkaar. Jammer, want het was een prima band, die een paar meer dan uitstekende Grunneger albums heeft opgeleverd, van de Coöperoazie tot en met de Boskloppertapes. Stevige gitaarrock, prima liedjes, allemaal goed.

Gelukkig gaat Hadders nog wel door en staan er zelfs al twee platen in de steigers, heb ik begrepen, en kwam er ook nog een mooi afscheidsalbum uit van Bert Hadders en de Nozems, getiteld Tjeu, wat in de streektaol van Hadders zoveel betekent als adieu. Negentien nummers, die zijn uitgebracht onder verschillende namen – als Bert Hadders en de Nozems uiteraard, maar ook als Bert Hadders en Consorten, of Bert Hadders en de Swinders.

Mooie liedjes, en zeker geen bak met restjes die geen naam mogen hebben. Elvis, Keuning van de Bunermond bijvoorbeeld is een fraai portret van een zeer fout kereltje, zoals we ze allemaal wel kennen. Of Slietoazie Aan ’t Benul, de aandoenlijke ode aan zijn dementerende moeder. Hadders heeft oog voor mensen, en weet in zijn liedjes vaak in een paar minuten een machtig mooi portret van iemand te schetsen. Daar zal hij ongetwijfeld mee doorgaan, maar ik ben toch al vast weer heel blij met deze afscheids-cd van Bert Hadders en de Nozems, met negentien nummers uit twaalf jaar, van 2006 tot en met 2018.

Luister hier naar een paar fragmenten: