taalheimwee
We schreven hier al eerder over de muziek en alles eromheen van Mondo Leone (ga op zijn website vooral ook eens in zijn dagboek grasduinen!). Een van de leukste liedjes op zijn nieuwe cd Nieuwe Liedjes is VVV, wat staat voor het Volle Vette Venloos. Op zijn website vind je het volgende over de relatie die Leon Giesen (Mondo Leone is zoiets als zijn artiestennaam) heeft met Venlo.:
Ondanks dat hij nu al jaren in Utrecht woont en werkt, blijft hij in zijn hart Venlonaar. Maar zijn relatie met de stad Venlo is ambigue. ‘Ik vind het heel erg leuk om er te zijn met het Zomerparkfeest, met vastelaovend en gewoon zo af en toe, maar verder… Ik mis ambitie in de stad; het lijkt niet echt ergens heen te gaan. Neem bijvoorbeeld het feit dat er nu geen bioscoop meer is, zoiets vind ik echt onvoorstelbaar. Er is wel heel veel talent in de stad, maar persoonlijk hou ik meer van een hoger energieniveau.’
Giesen heeft een haat-liefde-verhouding met de stad die hij ook bezingt op zijn laatste cd in het nummer V.V.V.. Geen nummer over de voetbalclub, maar over het Venlose dialect; het Volle Vette Venloos, waar Giesen zo van kan genieten. Het dialect dat hij ook nog spreekt tegen zijn vrouw en zijn kinderen, al praten die laatste terug ‘met een keiharde g.’ Het dialect geeft hem heimwee als hij het hoort, zo zingt hij. Niet naar de prachtig mooie stad zoals die al vaak is bezongen in de Venlose liedjescultuur, maar juist naar een “lelijke stad die te dromen ligt aan de Maas”; in een slaaptoestand dus.
Zelf heb ik de eerste achttien jaar van mijn leven doorgebracht in Maastricht. Ik woon nu al langer in Groningen dan ik ooit in Maastricht gewoond heb en eigenlijk verlang ik nooit terug naar die stad. Dat heeft onder meer te maken met het provinciale kleinburgerlijke chauvinisme van de Maastrichtenaren. Toch voel ik iets van heimwee naar de stad als ik Maastrichts hoor praten. Al vrees ik dat het bij nadere inspectie niet gaat om heimwee naar de stad, maar heimwee naar de taal. Ik kan in het Maastrichts dingen zeggen die ik in het Algemeen Beschaafd Nederlands nooit zo kan zeggen, en die dan ook eigenlijk onvertaalbaar zijn. Dat gaat van “Zegk jong, zuug het in” (zeg jongen, zie het in…) tot “Veer höbbe gelache, veer höbbe höllep gekeek (we hebben gelachen, we hebben om hulp geschreeuwd) en “Veer höbbe gebölk, snootselle laangk” (we hebben gehuild, snottebellen lang). In vertaling blijft er niets over van het superieure geouwehoer dat er in het Maastrichts in doorklinkt.
Als ik Maastrichts hoor praten overvalt me altijd weer die heimwee naar de taal, dat soepele Mestreechs dat ik tegenwoordig nog maar twee of drie keer per jaar spreek.