|
de oogst - 5 - van stijn streuvels |
Deel vijf van de hertaling naar hedendaags Nederlands van De Oogst van Stijn Streuvels. Het Vlaams-Nederlands woordenboek blijkt vooral hedendaagse Vlaamse woorden te bevatten. Leuk om te hebben, maar voor dit doel volstrekt ongeschikt helaas. Bij Streuvels kom ik ook woorden tegen als vervaardheid. Onvervaard, dat kenen we, maar tot nu toe had ik onvervaardheid nog nooit gehoord of gezien. De zin "...en er kwam eene groote vervaardheid bij hem op" heb ik vertaald als "...en de angst sloeg hem om het hart." Een ledenband is vermoedelijk de oude spelling van het hedendaags Vlaamse lendenband, wat gewoon een ceintuur of broekriem is. "Hun wreede schouders" heb ik iets minder spectaculair omgedoopt tot brede schouders. Van een pikhaak heb ik een maaihaak gemaakt. Dat is een haak aan een stok waarmee je korenaren aan elkaar en naar je toe trekt. Nog een mooie, die totaal van betekenis veranderd lijkt: "Moeder Busschaert was verslaafd aan 't gereed brengen van Riks laatste dingen". Verslaafd betekent gewoon "druk bezig" hier, of zoals het woordenboek zegt "ijverig bezig". Monkelen betekent volgens Van Dale "spottend glimlachen", maar als Lida en Rik monkelend tegenover elkaar staan lijkt dat niet de juiste vertaling - dus wordt het "onzeker glimlachen". Maar voor een betere vertaling sta ik immer open. Suggesties zijn nog steeds welkom. |
Rik was vooral aan het piekeren over hoe hij van
Lida afscheid zou nemen; voor hij zover weg ging wou hij toch gerust zijn,
en ze zou absoluut moeten weten dat hij gek op haar was; en hij brak zich de
hele tijd het hoofd om een manier te vinden om haar dat te bekennen.
Midden in de nacht liepen Krauwel en zijn bende
luidzingend door het dorp. Maar Rik was op advies van zijn moeder vroeg gaan
slapen.
Desalniettemin stonden Wies en Sneyer, Broecke,
Pinne en alle anderen de volgende ochtend vroeg klaar en vrolijk te wachten
op straat. Van alle kanten kwamen er nieuwe maaiers bij, zodat het hele
plein vol stond: krachtige kerels, sterk op hun benen in hun donkere
ribfluwelen broek en rode riem, een blauw vestje dat los over hun brede
schouders hing, en een oude vilthoed met een slappe rand op hun kop. Ze
droegen de blauwgestreepte plunjezak met eten en gereedschap over hun
schouders en stonden tegen hun maaihaak geleund rustig rond te kijken naar
iedereen die erbij kwam. De moed en de kundigheid blonken in hun ogen en hun
rustende ledematen lieten des te meer zien wat ze aan overmatige krachten
met zich meedroegen om wonderdaden te gaan verrichten in het verre
buitenland. Ze stonden wat te mompelen met elkaar, ernstig; anderen pestten
elkaar wat en drentelden onrustig en popelend rond. Er was veel vreemd volk
op straat: iedereen wou zijn kennissen zien en groeten. Moeder Busschaert
was druk bezig met de laatste dingen van Rik. - Of hij wou of niet, er moest
een potje verse boter mee en een bord varkensvlees in zijn knapzak voor het
eerste deel van de reis; ze bracht hem ook nog wijwater en hing hem een Onze
Lieve Vrouwemedaillon en een kruisje om zijn nek. Toen hield ze het niet
meer, de tranen liepen haar over de wangen en ze draaide zich om om uit te
huilen. "Sterkte jongen", stamelde ze, en ze moest zich weer omdraaien. Het was zover. Met een krachtige zwaai gooide Rik de knapzak over zijn schouder en vertrok; moeder en Riene en Tielde liepen mee. Eerst keek hij rond of hij Wies zag, - ha! hij stond daar bij zijn moeder en Lida ook, die druk met de makkers aan het praten was.
Nu, dacht hij, zal ik haar eens goed bekijken,
ik zal lang weg zijn en ik zal haar me goed moeten inprenten om me haar
daarginds in de eenzaamheid in mijn eentje weer voor mijn geest te halen en
haar bij me te houden.
Er klonk nu alleen nog hun halfluide gepraat en
de zware stappen van die gespijkerde schoenen op de straatstenen. Ieder was
bezig met zijn familie. Bij het kruis van de kapel bleven alle vrouwen
staan, - tot daar werd je uitgeleide gedaan, dat was het gebruik. Iedereen
riep een laatste "veel geluk, en een goede terugkeer." Rik had alleen ogen
voor Lida, - ze groette lachend de jongens die haar plaagden; hij wachtte
verlegen op zijn beurt, - moeder keek de hele tijd naar hem en hij begon
zich ongemakkelijk te voelen. Ze waren nog maar net rechtsaf geslagen of al het serieuze van het vertrek en het afscheid was vergeten, en de vrolijkheid was terug. Rommelaere haalde zijn mondharmonica tevoorschijn, de kerels liepen verder op de maat van de melodie, grepen elkaar bij de arm, zwaaiden de maaihaak omhoog en zongen om het hardst:
Ja we gaan het land uit
Zo stapten ze dapper het dorp uit en een ander dorp weer in, steeds maar door, de hele dag tot ze 's avonds in een al onbekende streek bij een vreemde boer een slaapplaats zochten.
Rik voelde met een zekere angst de afstand tot
thuis groter worden; hij liep meestal zonder iets te zeggen en gelaten mee
in de grote groep met zijn gedachten bij het vreemde land waar hij nu heen
ging en denkend over al die vreselijke dingen die zijn makkers losjes met
elkaar bespraken; even later droomde hij van thuis en alles wat er nu
gebeurde in zijn afwezigheid. Dat leek hem nu zo'n stille, gelukkige plek,
waar hij in de laatste, korte lente met ziel en zaligheid geleefd had. Al
die avonden kon hij weer voelen, met hun gelukkige tederheid, en hier in het
onbekende kale land overviel hem een grote treurigheid om dat verloren
geluk. - Wat zullen ze met me doen? dacht hij, en de grote dingen van de
geweldige zomer kwamen nu in hun volle omvang op hem af. Boele had hem een
paar sterke staaltjes verteld over de zonnedans op een korenveld!
|