ludwig bemelmans
De Oostenrijks-Amerikaanse schrijver Ludwig Bemelmans heeft een aantal dingen gemeen met de Engelse schrijfster Margery Sharp. Om te beginnen hanteren ze beide een lichte, humoristische toon die voor de oppervlakkige lezers duidt op oppervlakkigheid. In beide gevallen is daar, als je goed leest, geen sprake van. Je moet weliswaar regelmatig lachen, maar de melancholie ligt er vlak onder, en in het geval van Bemelmans, die ook een boek schreef over zijn belevenissen in de eerste wereldoorlog (My War with the United States), moet je ook regelmatig even slikken.
Een tweede overeenkomst is dat ze beide nu alleen nog bekend zijn vanwege hun kinderboeken. Bemelmans schreef en illustreerde vijf boeken over het Franse weesmeisje Madeline die nog steeds in druk zijn, mede dankzij een vrij recente verfilming. Ook bij Bemelmans zijn de boeken die hij voor volwassenen schreef in de meeste gevallen beter.
Bemelmans werd in 1898 geboren in Tirol. Toen hij acht was scheidden zijn ouders en ging hij met zijn moeder in Regensburg wonen, in Duitsland. Ludwig wou nergens voor deugen, werd van een flink aantal scholen afgeschopt, moest vervolgens bij familie in diverse hotels en restaurants werken, waar hij er ook weer steeds uitgedonderd werd en kreeg uiteindelijk de keus tussen een strenge kostschool of emigratie naar Amerika. Hij koos voor het laatste en arriveerde in 1914 in New York met aanbevelingsbrieven voor verschillende hoteleigenaars. Hij werkte zich op tot kelner in het Ritz-Carlton en nam in 1917 dienst in het Amerikaanse leger. Hij werd in 1918 genaturaliseerd en keerde terug naar New York waar hij weer in restaurants en hotels ging werken. Uiteindelijk opende hij zijn eigen restaurant. Pas in 1934 begon hij met schrijven, op aandringen van een vriend die de schilderingen had gezien die hij in zijn huis had gemaakt op de muren. Hij vond dat Bemelmans eens een kinderboek moest proberen. Dat werd Hansi. Het was meteen een succes, mede door de naïevige illustraties.
Vanaf dat moment ging het hard. Hij beweerde dat hij geen fantasie had en al zijn boeken komen, volgens hem, uit zijn eigen ervaringen vandaan. Zijn leven als restaurateur beschreef hij in Life Class en Hotel Splendide, zijn reizen naar Ecuador en Italië in The Donkey Inside en Italian Holiday. Daarnaast heeft hij een behoorlijk aantal goede tot zeer goede romans geschreven waarin komedie en tragedie elkaar vaak heel mooi in evenwicht hielden.
Hij schreef voor een aantal tijdschriften, waaronder The New Yorker, waar hij ook een groot aantal omslagen voor schilderde.
Op dit moment zijn alleen alle Madeline-boeken in druk, een kookboek en How to travel incognito (dat ooit in Nederlandse vertaling is verschenen onder de titel “Incognito, of de kunst der zelfverheffing” – de titel was zo lang geworden dat er voor de naam van de schrijver geen plaats meer was op de rug van het boek…).
Tweedehands zijn veel van zijn titels makkelijk en goedkoop te vinden. Een beetje speuren kan dus leiden tot buitengewoon veel leesgenot.
De ontdekking van een schrijver verloopt soms wonderbaarlijk. Een paar jaar geleden liep ik in Utrecht langs de Slegte. Er stond een bak buiten met guldenboeken. Alle boeken hadden een zwarte viltstiftstreep gekregen en waren zo bij de kassa herkenbaar als afgeprijsd tot één gulden. Er lag een mooi lichtblauw gebonden boekje tussen, Hotel Splendide van Ludwig Bemelmans. Voorin stond dat een deel van het boek eerst in The New Yorker gestaan had, en dat was voor mij als aanbeveling genoeg. Het was het begin van een lange speurtocht naar de boeken van Bemelmans. Hotel Splendide heb ik met veel genoegen meer dan eens gelezen (wat voor mij uitzonderlijk is; ik lees vrijwel nooit een boek twee keer). Het is een boekje dat ik koester, ondanks de ontsierende viltstiftstreep op de voorkant.
Lees hier de eerste Nederlandse vertaling van Hotel Splendide