Bijna iedereen kent het gedicht De Dapperstraat. In dit magazine zijn al eerder een aantal variaties van derden opgenomen.
 


De Dapperstraat

Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

Dit heb bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat

JC Bloem


De slotregel is tegenwoordig waarschijnlijk de bekendste losse dichtregel uit de Nederlandse poëzie. Gorter´s openingsvers van Mei “Een nieuwe lente, een nieuw geluid” heeft het af moeten leggen en Lucebert´s “Alles van waarde is weerloos” haalt het net niet.

Het gedicht stond in het in 1946 verschenen bundeltje Quiet though sad.

In die tijd woonde Bloem ongeveer een jaar vlakbij de Dapperstraat in het aan het Oosterpark gelegen Nicolaas Witsenhuis. Een oud schildersatelier dat bij testament aan kunstenaars tijdelijk onderdak bood.

de dapperstraat...

Zoals we hier kunnen zien was De Dapperstraat een brede winkelstraat; zo breed, omdat er markt gehouden wordt tot op de dag van vandaag (met de Ten Katemarkt in de Kinkerbuurt een van de leukste Amsterdamse buurtmarkten naast de Albert Cuyp). Dus een straat die regelmatig in het wandelpatroon van Bloem gezeten zal hebben.

De Dubieuze Dapperstraat

Ik vind De Dapperstraat een merkwaardig gedicht.

Inhoudelijk klopt het niet helemaal. In de eerste twee strofen worden natuurlijke en stadse omgeving tegenover elkaar gezet. De natuur is voor tevredenen of legen en met de stad identificeert zich de ik (Geef mij…). Alles is veel voor wie niet veel verwacht, zorgt er plots voor dat de stedelijke ik ook weer tot de tevredenen en legen behoort. Kortom de tegenstelling uit de eerste twee strofen is een schijntegenstelling. Merkwaardig ook dat het gedicht enorm populair is bij natuur- en milieubeschermers, terwijl het toch de stadse omgeving ophemelt. Of toch niet…

De Dapperstraat klopt zelfs helemaal niet als je het in het oeuvre van Bloem bekijkt. In veel van zijn gedichten figureert een ik die leeg is, een leeg hart heeft. Het gemis en het verlangen (niet toevallig ook de titel van de eerste bundel van Bloem) en de gelaten acceptatie daarvan vormen de kern van zijn werk. Quiet though sad is een klein bundeltje met maar negen gedichten waaronder dan ook nog drie kwatrijnen. Het gedicht na De Dapperstraat heet De ledige(sic!). Eén van de kwatrijnen gaat als volgt:

Geluk

Niet anders is de gang van ieder leven: (hier portret Bloem)
Men raakt aan ´t eind van alle dingen los.
Wat heeft mij even een geluk hergeven?
Een neevlige einder, een verdoezeld bos.

jc bloem

Een mooie illustratie die laat zien dat Bloem toch echt zelf tot de tevreden en lege natuurminnaars behoorde die met weinig genoegen namen.
Ik heb het vermoeden dat Bloem die ook dol op aphorismen en one-liners was, rondliep met enkele mooie losse punch-lines die niet tot een gedicht wilden samenvallen: Natuur is voor tevredenen of legen, alles is veel voor wie niet veel verwacht, domweg gelukkig in de Dapperstraat.
Hij liep daar inderdaad ook vaak letterlijk mee rond al mompelend over straat. Dus dat hij een keer iets zou doen met de qua klank en metrum aantrekkelijke Dapperstraat is niet zo vreemd.
En wellicht is het gedicht wel zo beroemd omdat het zo rommelig en overladen is.

Nog één terzijde. In de maar negen gedichten van het bundeltje gebruikt Bloem twee keer de vondst met “En dan:…” In het puntgave gedicht De Gelatene luidt de fameuze slotregel: “En dan: het had zoveel erger kunnen zijn”.

Stomweg Gelukkig Toevallig

Toen ik van de week bedacht dat het wel aardig was om iets over Bloem en zijn Dapperstraat te schrijven, wist ik nog eigenlijk niet precies wat. Op de zaterdagmarkt alhier zijn altijd een paar boekenstallen waar je voor een euro uit kan zoeken. Daar bladerde ik even in een boekje (In de Nederlanden zingt de tijd, 1976) van de ook alweer heel erg vergeten Bertus Aafjes en tot mijn stomme verbazing stond daar een opstel in over Bloem en De Dapperstraat. Aafjes –zelf geboren en getogen in de omgeving van de Dapperbuurt – bewonderde het gedicht en wilde er met de maker over doorbomen:

” Op een morgen, maar reeds tegen het middaguur, belde ik bij hem aan, en nadat ik geruime tijd gewacht had, opende hij de deur en verscheen in de opening op een wijze zoals van hem wel te verwachten was, maar die toch altijd weer verraste. Zijn zachte vlezige kin ging schuil achter een dikke laag scheerschuim en hij droeg een kamerjas die openhing en waaronder niets zichtbaar was dan de oude Adam. Bloem keek daarbij verrast op alsof hij volstrekt niemand aan de deur verwachtte, raapte de panden van zijn kamerjas bijeen en zei dat hij zich in de kortst mogelijke tijd reiswaardig zou maken om een borrel met mij te drinken.”

het Witsenhuis... zou Bloem nou de linker- of rechterdeur hebben opengedaan?..

Hierna volgt een jeneverbacchanaal in het nog immer bestaande café In ´t Span. Het hele gesprek schijnt die middag niet verder gekomen te zijn dan de herhaling van de volgende dialoog: “Jacques, dit is de mooiste regel uit de Nederlandse literatuur: Stomweg gelukkig in de Dapperstraat, en Bloems, met eindeloos geduld herhaalde antwoord: Domweg gelukkig, in de Dapperstraat, Bertus.”

En zo bleef in ieder geval de geest van het gedicht in de fles.

Hans Schoen

Volgende keer: vijf jaar voor 1947 was de Dapperstraat al de literaire eeuwigheid ingeschreven en ook dit keer in verband met natuurbeleving, maar dit werd pas in 1961 geopenbaard.