hong yingming's diepzinnige woorden die zich voeden aan de bron 131 tot en met 135 vertaald door ruud moors
131
Welwillende mensen moeten niet te haastig vrienden willen maken door bij voorbaat, ongepast, hun welwillendheid te etaleren. Het gevaar bestaat dat mensen hen dan juist, achter hun rug om, ten onrechte kwaadwillend bekritiseren en, op een verraderlijke manier, vals beschuldigen.
Kwaadwillende mensen moeten niet te lichtvaardig worden gedwongen te vertrekken. Het is ongepast dat te doen voordat ze hun kwaadwillendheid tot uiting hebben gebracht. Het gevaar bestaat dat daardoor, bij een eventuele confrontatie, het zaad blijkt te zijn gezaaid waaruit rampspoed wordt geboren.
132
Hoewel oprechte deugd helder is als de zon aan een wolkeloze hemel, kan die zich, vanzelfsprekend, ook bevinden in een donkere kamer in een aarden hut met een lekkend dak. Gekamde zijden draden ontstaan door het draaien en wentelen, zoals ook de hemel en de aarde bewegen, maar het spreekt vanzelf dat de kunst om daadwerkelijk dunne bruikbare zijdedraden te produceren nog niet zo gemakkelijk te beheersen is.
133
Een vader dient genadig en liefdevol te zijn ten opzichte van zijn kinderen, en zijn kinderen dienen eerbied voor hun vader te hebben. Oudere broers dienen vriendschappelijk om te gaan met hun jongere broers, en jongere broers dienen respectvol te zijn ten opzichte van hun oudere broers. Zelfs als men perfect zo handelt, dient men dat niet te doen om dankbaarheid terug te krijgen. Dan lijkt het erop dat men alleen deugdzaam handelt om daarmee de gunst van anderen te kopen. Dan behandelt men de eigen familie alsof men met vreemden op een marktplein handelt.
134
Wat mooi is, is alleen te bepalen in vergelijking met wat lelijk is. Als ik niet met mijn schoonheid loop te pronken, hoe kan ik dan lelijk genoemd worden?
Eerlijkheid kan alleen maar gezien worden als het tegenovergestelde van corruptie. Als ik geen voordeel probeer te behalen uit mijn eerlijkheid, hoe zou ik dan als corrupt gezien kunnen worden?
135
Als je welgesteld bent en een achtenswaardige positie hebt, is de kans groter dat je sociale positie wordt aangetast dan wanneer je straatarm en machteloos bent.
Als je medemensen je koud laten en je hen niet als gelijkwaardig beschouwt, zul je je kalmte verliezen en niet kunnen voorkomen dat je gevangen raakt in misnoegde verbittering.
Ruud Moors’ eerdere wekelijkse bijdragen aan dit magazine vind je hier: