|
sluimerende
letteren - 4 - wat deed jc bloem in de dapperstraat? |
Wekelijks zal in deze rubriek van Hans Schoen een klein stukje staan over literaire faits divers, zoals deze liggen te sluimeren op de zolder van zijn geheugen. Het zal meestal handelen over vergeten of half-vergeten schrijvers of over kleinigheden van letterkundige aard. De actualiteit zal geheel geschuwd worden. Kortom tres petite histoire literaire.
|
Bijna iedereen kent het gedicht De Dapperstraat.
In dit magazine zijn al eerder
een aantal variaties van
derden opgenomen. De
Dapperstraat JC Bloem De slotregel is tegenwoordig waarschijnlijk de bekendste losse dichtregel uit de Nederlandse poëzie. Gorter´s openingsvers van Mei "Een nieuwe lente, een nieuw geluid" heeft het af moeten leggen en Lucebert´s "Alles van waarde is weerloos" haalt het net niet. Het gedicht stond in het in 1946 verschenen bundeltje Quiet though sad. In die tijd woonde Bloem ongeveer een jaar vlakbij de Dapperstraat in het aan het Oosterpark gelegen Nicolaas Witsenhuis. Een oud schildersatelier dat bij testament aan kunstenaars tijdelijk onderdak bood.
Zoals we hier kunnen zien was De Dapperstraat een brede winkelstraat; zo breed, omdat er markt gehouden wordt tot op de dag van vandaag (met de Ten Katemarkt in de Kinkerbuurt een van de leukste Amsterdamse buurtmarkten naast de Albert Cuyp). Dus een straat die regelmatig in het wandelpatroon van Bloem gezeten zal hebben. De Dubieuze Dapperstraat Ik vind De Dapperstraat een merkwaardig gedicht. Inhoudelijk klopt het niet helemaal. In de eerste twee strofen worden natuurlijke en stadse omgeving tegenover elkaar gezet. De natuur is voor tevredenen of legen en met de stad identificeert zich de ik (Geef mij…). Alles is veel voor wie niet veel verwacht, zorgt er plots voor dat de stedelijke ik ook weer tot de tevredenen en legen behoort. Kortom de tegenstelling uit de eerste twee strofen is een schijntegenstelling. Merkwaardig ook dat het gedicht enorm populair is bij natuur- en milieubeschermers, terwijl het toch de stadse omgeving ophemelt. Of toch niet… De Dapperstraat klopt zelfs helemaal niet als je het in het oeuvre van Bloem bekijkt. In veel van zijn gedichten figureert een ik die leeg is, een leeg hart heeft. Het gemis en het verlangen (niet toevallig ook de titel van de eerste bundel van Bloem) en de gelaten acceptatie daarvan vormen de kern van zijn werk. Quiet though sad is een klein bundeltje met maar negen gedichten waaronder dan ook nog drie kwatrijnen. Het gedicht na De Dapperstraat heet De ledige(sic!). Eén van de kwatrijnen gaat als volgt:
Een mooie illustratie die laat zien dat Bloem
toch echt zelf tot de tevreden en lege natuurminnaars behoorde die met
weinig genoegen namen. Nog één terzijde. In de maar negen gedichten van het bundeltje gebruikt Bloem twee keer de vondst met "En dan:…" In het puntgave gedicht De Gelatene luidt de fameuze slotregel: "En dan: het had zoveel erger kunnen zijn". Stomweg Gelukkig Toevallig Toen ik van de week bedacht dat het wel aardig was om iets over Bloem en zijn Dapperstraat te schrijven, wist ik nog eigenlijk niet precies wat. Op de zaterdagmarkt alhier zijn altijd een paar boekenstallen waar je voor een euro uit kan zoeken. Daar bladerde ik even in een boekje (In de Nederlanden zingt de tijd, 1976) van de ook alweer heel erg vergeten Bertus Aafjes en tot mijn stomme verbazing stond daar een opstel in over Bloem en De Dapperstraat. Aafjes –zelf geboren en getogen in de omgeving van de Dapperbuurt - bewonderde het gedicht en wilde er met de maker over doorbomen: " Op een morgen, maar reeds tegen het middaguur, belde ik bij hem aan, en nadat ik geruime tijd gewacht had, opende hij de deur en verscheen in de opening op een wijze zoals van hem wel te verwachten was, maar die toch altijd weer verraste. Zijn zachte vlezige kin ging schuil achter een dikke laag scheerschuim en hij droeg een kamerjas die openhing en waaronder niets zichtbaar was dan de oude Adam. Bloem keek daarbij verrast op alsof hij volstrekt niemand aan de deur verwachtte, raapte de panden van zijn kamerjas bijeen en zei dat hij zich in de kortst mogelijke tijd reiswaardig zou maken om een borrel met mij te drinken."
Hierna volgt een jeneverbacchanaal in het nog immer bestaande café In ´t Span. Het hele gesprek schijnt die middag niet verder gekomen te zijn dan de herhaling van de volgende dialoog: "Jacques, dit is de mooiste regel uit de Nederlandse literatuur: Stomweg gelukkig in de Dapperstraat, en Bloems, met eindeloos geduld herhaalde antwoord: Domweg gelukkig, in de Dapperstraat, Bertus." En zo bleef in ieder geval de geest van het gedicht in de fles. Hans Schoen Volgende keer: vijf jaar voor 1947 was de Dapperstraat al de literaire eeuwigheid ingeschreven en ook dit keer in verband met natuurbeleving, maar dit werd pas in 1961 geopenbaard.
|