|
de oogst - 8 - van stijn streuvels |
Deel acht van de hertaling naar hedendaags Nederlands van De Oogst van Stijn Streuvels. Ik kreeg van twee kanten, naast de tips en suggesties van meerdere mensen, concrete hulp in de vorm van uitgaven van De Oogst met uitgebreide notenapparaten. Opmerkelijk is dat er verschillende versies van De Oogst in omloop zijn - dat is niet zo vreemd als je weet dat er achtendertig verschillende drukken van het boekje bestaan, naast de bundel waar het als één van meerdere novellen in verscheen. Het opmerkelijke schuilt in het feit dat er soms hele zinnen zijn ingekort of weggelaten en woorden echt veranderd zijn. Ik zal me vanaf nu houden aan de tekst zoals die te vinden is in het Volledig Werk. Suggesties voor betere oplossingen zijn nog steeds welkom. |
De maaiers kwamen half dronken in groepen terug en ze bralden wild hun lol uit; ze vielen op hun strobed en raasden en gromden nog wat in zichzelf tot ze flink begonnen te snurken. Sneyer en Kretse waren gewond en bebloed: ze hadden met nog twee maaiers uit een andere ploeg tegen een hele bende mensen uit de streek gevochten en met messen gestoken.
- Zondag slaan we ze morsdood, de uitlachers! We
gaan er met zijn allen heen! Ze spelen vals en hebben bovendien mijn geld
gestolen en mijn horloge, de rotzakken! vloekte Kretse. De rooie dief! Hij
zal lang naar zijn hoofd moeten zoeken, ik heb er met mijn hamer opgetimmerd
als op een gedeukte zeis! We gaan er zondag met onze messen op af, met onze
zeis, verdomme! hielp Sneyer. Wies vertelde Rik zachtjes de toedracht van het ruwe gevecht. De dorpelingen waren begonnen de maaiers uit te lachen; toen hadden ze samen wat gekaart, maar toen Sneyer zei dat ze vals speelden en stalen, toen waren ze opgestoven en begonnen ze erop te slaan en schoppen; ze hadden met een stuk of zes maaiers het hele dorp omver gekegeld.
- Rik, ik heb nog ander nieuws! Ik heb kennissen
van bij ons dorp gevonden, een grote groep maaiers, die zijn naar het oosten
toe gaan werken, we vinden ze vast als we verdergaan naar de korenvelden van
boer Quélin... Rik, slaap je al?
Rik was niet tevreden over zijn brief, hij zou
hem weer verscheurd hebben als hij niet bang was dat hij de volgende nog
slechter zou maken. Hij vouwde hem in de envelop, sliep die hele nacht bijna
niet omdat hij zo onrustig was en 's morgens stond hij vóór het dag werd al
klaar om de paardenknecht te spreken die de brief zou meenemen om hem in de
stad te posten. Rik smeekte de kerel beleefd, gaf hem wat stuivers voor
postzegels en vroeg hem goed voor de brief te zorgen, hem niet te verliezen
of te vergeten.
Na dagenlang hard en lang werken kwam voor de
maaiers het einde van het klaverveld in zicht. De boer zei dat dit hun
laatste stuk was.
De boer riep de maaiers bij elkaar in zijn grote
kamer, schonk hun royaal grote glazen wijn, zodat de kerels luid en vrolijk
gingen kletsen - ze prezen de boer als de beste van alle werkbazen. Intussen
haalde de slimmerik een zak geld op die hij liet rinkelen; hij maakte hun
rekening op en telde rommelig het geld uit, zodat de halfdronken lummels er
niet wijs uit konden worden. Boele en Krauwel en Sieper vermoedden dat er
iets niet helemaal klopte, maar ze konden niet goed zien waar het mis ging
en konden het niet goed uitleggen. De boer bleef wijn schenken, prees hun
uitstekende werk, telde hardop de zilverlingen, vroeg de maaiers de volgende
zomer terug te komen en vroeg of ze tevreden waren over de betaling.
Iedereen pakte opgewekt zijn geld en hing de
klinkende muntstukken in een zakje dat ze op hun blote borst om de nek
droegen. Ze waren blij, de kerels, dat ze zoveel geld hadden, maar in hun
hart wisten ze dat ze bedrogen waren.
Ze pakten hun spullen, lieten de wijn die ze
niet meer konden opdrinken uit het vat weglopen en de hele bende vertrok
zonder om te kijken, door de dubbele laan, op weg naar het zuiden. Ze zongen
weer dat het galmde en liepen vol goede moed verder.
|