honderd jaar tjalie robinson
In 1911 werd Jan Boon geboren. Later zou hij als schrijver bekend worden als Vincent Mahieu en vooral als Tjalie Robinson. Lang was er van Tjalie Robinson alleen maar antiquarisch het een en ander te vinden, maar dankzij biograaf Wim Willems zijn er de laatste jaren niet alleen een biografie, maar ook een brievenboek en maar liefst twee bundels met niet eerder in boekvorm verschenen verhalen verschenen. Bovendien stelde Willems als gastredacteur het halve januarinummer 2011 van het literaire tijdschrift De Gids samen met als thema Honderd jaar Tjalie Robinson.
Het is aan het grote publiek toch nog ietwat onopgemerkt voorbijgegaan, vrees ik, misschien doordat zijn grootste pleitbezorger, Rudy Kousbroek, inmiddels ook overleden is, daarom alsnog wat aandacht voor de schrijver die ik als een van de beste Nederlandstalige schrijvers beschouw. In de Gids wordt stilgestaan bij het feit dat Boon als zijn alter ego Tjalie Robinson in zijn eentje het Indische leven voor de eeuwigheid heeft vastgelegd. In zijn korte verhalen “Piekerans van een Straatslijper” weet hij de sfeer van het Batavia van de eerste helft van de vorige eeuw perfect op te roepen, op zo’n manier dat je de etensgeuren bijna ruikt.
Maar Robinson had ook andere kanten. Zoon van een Nederlander en een Javaanse vrouw die weer de dochter was van een Javaanse vrouw en een Schotse man was hij eigenlijk het perfecte voorbeeld van een multiculturele man, en hij heeft ook zijn hele leven gepleit voor de multiculturele samenleving, en was daar met het organiseren van de eerste Pasar Malam en het opzetten van tijdschrift Tong Tong ook daadwerkelijk actief bij betrokken. Hij wou mensen met elkaar verbinden, was voorstander van de melting pot.
Maar toen hij noodgedwongen naar Nederland moest na de onafhankelijkheid van Indonesië kwam hier na enige tijd, in het “land van de gesloten deuren”, ook wat verbitterdheid in zijn teksten sluipen. Zijn brievenboek is daardoor niet altijd alleen maar plezierig om te lezen.
Maar de literaire stukken blijven subliem, want Robinson blijft ook met veel zelfspot schrijven, en weet een scherp observatievermogen te combineren met veel gevoel voor humor en subtiele terzijdes. Als schrijver blijft Tjalie Robinson fier overeind, al kun je achteraf constateren dat hij wellicht beter onvoorwaardelijk voor een schrijversloopbaan had kunnen kiezen. Maar dat zeg ik, als lezer.
In De Gids van januari 2011 vind je onder meer een introductie van Wim Willems, “Klagen met een mopje”, de humor van Tjalie Robinson volgens Adriaan van Dis, “Het lied van de mesties” door Willem Otterspeer, “Tjalie Robinson: verteller, multiculturalist, commerciant” door Abdelkader Benali, die Robinson in eerste instantie maar een rare snuiter vond, meer een kankerende actievoerder dan schrijver, maar die omging toen hij de schrijver Robinson echt leerde kennen. Tenslotte legt Michiel van Kempen Albert Helman en Tjalie Robinson naast elkaar. En er staan uiteraard twee verhalen van Tjalie Robinson zelf in het blad.
Hier de stukken die ik in dit magazine tot nu toe over Tjalie Robinson schreef:
- Tjalie Robinson – Kind van Batavia – verhalen van een straatslijper
- over Tjalie Robinson
- Tjalie Robinson, de stem van Indisch Nederland
- Piekerans van een straatslijper, de zoveelste druk
- Piekerans bij een voorplaat
- Piekerans in Nederland
- Schrijven met je vuisten – brieven van Tjalie Robinson
- Tjalie Robinson – biografie van een Indo-schrijver
- IJzeren avonturen met het ijzeren paard