Het Meisje in de Luipaardvelbroek 2

Hoe het meisje in de luipaardvelbroek daar gekomen was was snel algemeen bekend, omdat ze het aan de barman had toevertrouwd. Ze had de eerste prijs gewonnen voor een slogan om, zoals zij het stelde, electriciteit aan te moedigen en ze kon kiezen tussen vloerverwarming of een tiendaagse reis naar de zon. Omdat haar moeder voor een gaskachel was had ze de reis genomen. Zodoende was haar aanwezigheid in ieder geval verklaarbaar – al was het dan niet in dit specifieke hotel; of het reclameagentschap en Cooks hadden samen geblunderd. Alle vaste gasten geloofden heilig dat Cooks niet van het bestaan wist van hun kleine eiland-schuilplaats – maar sinds Cooks de Keizer naar Jeruzalem had begeleid was er weinig dat Cooks niet wist, in het bijzonder wat betreft eenpersoonskamers die midden in het hoogseizoen plotseling vrijkwamen. Als er zo’n reservering was geannuleerd in de Ritz in Madrid zou het meisje in de luipaardvelbroek waarschijnlijk uit het Prado gezet zijn.

Er was natuurlijk enige nieuwsgierigheid, vooral onder de Britten die maar vijftig pond reisvergoeding tot hun beschikking hadden, naar de slogan zelf. Mrs Pevensey vroeg er gewoon naar.
“ELECTRICITY; SIMPLICITY; FELICITY!” (electriciteit, eenvoud, zegening) declameerde het meisje in de luipaardvelbroek. “Natuurlijk heb ik het niet zelf bedacht; dat was mijn vriendje.”

Ze had het over haar vriendje, zo werd opgemerkt, en bepraat, alsof het een soort vanzelfsprekend accessoire was, als een handtas of een polshorloge: toevoegend: “Hij is heel slim,” in dezelfde toonsoort waarin ze had kunnen zeggen “Het is donkerbruin,” (of van een polshorloge, “het is van goud”.”). Zonder twijfel had ze ze alle drie al aangeschaft voor ze van school ging, daar waren de academische echtgenotes het humoristisch en  sympathiek over eens – zolang hun echtgenoten er bij waren welwillend; maar hoewel ze nog steeds kon zeggen hoe laat het was (overigens niet van een polshorloge, maar van een zwart klokje dat zeer modebewust om haar hals hing) en kleingeld bij zich kon dragen in in een nieuw aangeschaft raffia tasje, wat moest ze in vredesnaam doen aan haar derde accessoire?

“Er is geen enkele man in deze plek!” zuchtte Mrs Pevensey. “Je zou bijna medelijden krijgen met het kind.”
“Je bent niet erg beleefd naar mijn echtgenoot toe”, merkte Madame Leclerc op, “en die van jezelf vergeet je ook.”
“Ik bedoelde ongebonden,” verontschuldigde Mrs Pevensey zich.
“We begrijpen precies wat je bedoelt,” zei Madame Leclerc, “”Maar ze zullen ongetwijfeld hun best doen.”

Professor Pevensey’s best was de suggestie dat het meisje in de luipaardvelbroek een kleine excursie naar de Turkse begraafplaats misschien wel op prijs zou stellen; maar zijn vrouw betwijfelde dat. Professor Powell  kwam zowaar met dezelfde suggestie – het eiland had maar een beperkt aantal bezienswaardigheden – en werd ook ontmoedigd. “Wat ze echt wil is dansen in het Casino – en niet met jou, lieverd!” voegde Mrs Powell eraan toe, met de mengeling van affectie en koude douche die hij maar al te goed kende. “Je kunt niet eens linksom dansen!”

“Maar nodig haar uit, mon cher, nodig haar uit, naar het Casino!” drong Madame Leclerc intelligenter aan. “Ik zal er niet zijn, ik speel bridge.”
“Je was er ook niet bij”, antwoordde Professor Leclerc “toen ik vanmorgen aanbood haar strandparasol voor haar op te zetten. Ze zei:””Hardstikke bedankt, Pop”… zoals je “Papa” zegt, Of zelfs ” Grootvader”, voegde hij er zuinig aan toe. “Ik voel me waardiger als ik met jou bridge speel, cherie!”

De Pevenseys en Leclercs zetten elke avond een heel plezierige bridge op met zijn vieren. Na een lange siesta ondernamen ze veel en ze speelden soms tot twee uur in de ochtend – en ongeveer om die tijd kwam het meisje in de luipaardvelbroek terug van het dansen, alleen niet in het Casino, maar in een van de bars met jukeboxen langs het strand.
Ze hadden geen medelijden met haar hoeven hebben.

“Mijn hemel, het laatste uur heb ik op mijn blote voeten gedanst!” giechelde ze – toen ze op haar tweede avond Mrs Pevensey in de foyer tegenkwam. Als bewijs hield ze een kapot linnen schoentje omhoog.
Er was geen begeleider in zicht. Mrs Pevensey vergat haar manieren door de verrassing.
“Met wie, in hemelsnaam?”
“Mijn vriendje,” zei het meisje in de luipaardvelbroek.