"Ik vrees dat hij vandaag geen geweldig gezelschap is"

“Ik vrees dat hij vandaag geen geweldig gezelschap is”

 

"Ik vrees dat hij vandaag geen geweldig gezelschap is"

“Ik vrees dat hij vandaag geen geweldig gezelschap is”

 

"Ik vrees dat hij vandaag geen geweldig gezelschap is"

“Ik vrees dat hij vandaag geen geweldig gezelschap is”

 

"Ik zal hem laten weten dat jullie er zijn"

“Ik zal hem laten weten dat jullie er zijn”

"Je zult ze toch nog even gezelschap moeten houden"

“Je zult ze toch nog even gezelschap moeten houden”

 

"Jullie hoeven ons niet te entertainen hoor"

“Jullie hoeven ons niet te entertainen hoor”

 

"Ik ben drie kilo afgevallen, kunnen jullie het zien?"

“Ik ben drie kilo afgevallen, kunnen jullie het zien?”

 

"Gewoon laten merken dat je niet bang voor hem bent"

“Gewoon laten merken dat je niet bang voor hem bent”

 

"Als ze lastig worden moet je even bellen"

“Als ze lastig worden moet je even bellen”

 

"Kunt u hem beschrijven?"

“Kunt u hem beschrijven?”