Door ziekte en ander ongemak zit de beloofde negentiende-eeuwse treinaflevering er nog even niet in. Als pauzenummer een paar winterse sonnetten van Hélène Swarth. Want als we het nu niet doen, hoeft het met het per dag oprukkende voorjaar straks niet meer. Hélène (van 1859) begon als twintigjarige met publiceren en werd door Willem Kloos het zingend hart van Holland genoemd

helene swarth

Zestig jaar lang dichtte zij gestaag voort tot zij in 1941 overleed. Niemand heeft zoveel bundels op zijn of haar naam staan dan mevrouw Swarth; wel een paar duizend gepubliceerde gedichten. En dan zijn er ook nog een aantal onuitgegeven bundels waar geen uitgever meer voor te porren was. Zij eindigde in een pension in Velp waar ze ofwel “ondraagbare kinderkleertjes naaide” (Jeroen Brouwers in zijn boek over Swarth), breide ofwel sonnetten bakte…

swarth op latere leeftijd

Dit portret op leeftijd laat zien dat het leven zijn sporen had nagelaten. Bij haar dood in 1941 schreef het inmiddels ter ziele gegane dagblad Het Vaderland: “De jeugd van nu kan zich niet meer voorstellen hoe heerlijk het was haar verzen te lezen”. Zo is het maar net.
Zij is in natuurstemmingsbeelden een heel leven lang een klasse apart gebleven. Zo schreef zij niet een paar herfstgedichten of een paar dozijn maar een paar honderd. Of zoals J.C. Bloem, die in 1952 de bloemlezing Het zingende hart samenstelde, schreef dat als hij opnieuw een anthologie uit haar verzen had moeten samenstellen, deze zeker voor meer dan de helft uit andere gedichten zou bestaan en daarna niet beter en niet slechter zou zijn uitgevallen.

al onder de boomen...

Uit de bundel Al onder de boomen de volgende drie proeven:

knoppende eiken...

sneeuwdag

wilgen...