Wouter Vandenabeele is de avontuurlijkste fiddler van België – hij was niet alleen de drijvende kracht in bands als Olla Vogala en Ambrozijn, maar heeft inmiddels ook een ruime reeks albums gemaakt met wisselende bezettingen. Dit is deel vier in zijn reeks instrumentale Chansons. We waren eerder al razend enthousiast over Chansons pour la fin d’un jour dat hij samen met Emre Gultekin en Ertan Tekin maakte, en dat een machtig mooi wereldfusieplaatje is, en ook over het eerste deel van deze trilogie, het soloalbum Chansons sans paroles. Het derde deel, Chansons pour le temps qui reste, maakte hij met pianist eRno le Mentholé, cellist Lode Vercampt en accordeoniste Sara Salvérius.

Chansons pour les oiseaux qui ne savent pas voler maakte hij met meestergitarist Tom Theuns en koraspeler Bao Sissoko, terwijl violiste Aurélie Dorzee ook af en toe meespeelt. Hoewel de bezetting van alle instrumentale Chanson-albums dus verschilt, blijft de sfeer gelijk – melancholiek, avontuurlijk, waarbij Vandenabeele zijn viool fluisterzacht kan laten huilen, maar ook fel en soms dissonant uit de hoek kan komen.

Luister maar eens naar de drie fragmenten die ik je hier laat horen, uit het openingsnummer Chanson pour la nuit qui n’a pas de temps, het ingetogen L’impromptu d’un presque oiseau en de felle uitsmijter Ridées. Die laatste is overigens geschreven door Tom Theuns, waar Vandenabeele de meeste andere chansons schreef.. Al met al een bloedmooi album, dat net als die andere drie beter wordt bij het rijpen – hoe vaker je deze muziek hoort, hoe mooier hij wordt.

Luister hier naar een paar fragmenten: