
sluimerende letteren - 9 - de muze mankes
In een andere aflevering van Moorsmagazine vertelde Moors over het bezoek aan de Jan Mankes (1889-1920) tentoonstelling in het Arnhemse Gemeentemuseum. Zondag 27 januari 2008 is het de laatste dag en ik kan een bezoek op de valreep een ieder alleen maar met klem aanraden. Een kleine meester waarvan de eerste decennia het werk niet meer bij elkaar te zien zal zijn en die de tand des tijds moeiteloos doorstaat. Waar ik het hier echter over wil hebben is dat er een Nederlandse dichter is die tot twee keer toe een gedicht getiteld “Jan Mankes” schreef.
Dit was de dichter Willem Keuning (1887-1939) of beter bekend onder zijn pseudoniem – dat hij ontleende aan een toenmaals beroemde franse danseuse – Willem de Mérode. Hij had een protestants-christelijke achtergrond. Dit is wel duidelijk aan het hier afgebeelde gedicht. Overigens was de vrouw van Mankes, aan wie dit gedicht is opgedragen, de eerste vrouwelijke predikant van Nederland ongeveer honderd jaar geleden.
Jan Mankes
(Voor Mevrouw Dr A Mankes-Zernike)
Hij zag niet meer den donkren vorm der dingen,
Maar ’t lichten dat zij met hun hoes omvingen,
En schilderde het laaien van den brand
Die koortsig klopte in zijn nerveuze hand
En òpvlamde ergens buiten hem; zijn oogen
Zagen niet meer, maar sterk, door het vermogen
Der zuivre ziel in Godes gunst verblind,
Bracht hij, uit ’t duister, wat God zuiver mint:
Het stille ding, waardoor Hij henen trekt,
Het dier dat Hij met zachten glans bedekt.
Maar tusschen ziel en Hem heeft zijn verlangen
Den ijlen nevel van verdriet gehangen,
Vroom wachtend tot Hij fel en onvermomd
Tot onze leedgewaschen oogen komt.-
Zij, die Gods verre weerlicht kennen, weten:
Nog éven, en de nevel is verreten,
En wàchten… en zij voelen doodsbedroefd:
Hij is voorbij, maar heeft bij hèm vertoefd.
Het is meer dan waarschijnlijk dat de Mérode mevrouw Mankes van nabij kende. De Mérode verhuisde namelijk in de jaren twintig naar Eerbeek, nadat hij na een zedenkwestie als onderwijzer de wijk uit Groningen moest nemen. Een vriendin van hem was de toen zeer populaire christelijke schrijfster Wilma die daar in de buurt woonde en een huis voor hem regelde. Eerbeek is ook het dorp waar Jan Mankes woonde op het eind van zijn te korte leven en waar zijn weduwe bleef wonen. Aldaar maakte hij, terwijl hij aan de tbc leed die hem fataal zou worden, van het uitzicht uit zijn raam dit grootse verstilde schilderij (let vooral op de in grijzende ijlheid oplossende bosrand in de achtergrond).
Bij de schilderijen die afgebeeld staan bij het eerdergenoemde stukje over Mankes in Moorsmagazine staat ook een fraai vogelnestje. In de bundel van de Mérode “De steile tocht” uit 1930 staat een paar bladzijden voor het gedicht “Jan Mankes” een gedicht “Het Vogelnest” en ook een gedicht “Vaas met judaspenning met pauweveeren”. Als we weten dat Jan Mankes ook veel stillevens met judaspenning heeft gemaakt, dan is wel duidelijk dat Willem de Mérode tot de kenners en bewonderaars gerekend kan worden.
Hans Schoen
Naar aanleiding van bovenstaande aflevering stuurde een lezer ons het andere Jan Mankesgedicht van de Mérode, plus een fotootje van het Mankesmonument in Brummen, waarop ook de eerste regels van dit gedicht te vinden zijn.
Jan Mankes
Hij heeft de dieren en de stille dingen
Met sterke aandachtigheid tot zich genomen
En lichtend zijn zij weer aan ’t licht gekomen,
Wijl zij het lichten van zijn ziel doorgingen.
Hij liet zijn teerheid als verhelderingen
In oogen stralen, om een mond verdroomen.
En koel en klaar liet hij de zoete roomen
Rozen verrijzen uit hun mijmeringen.
En soms heeft hij het schemeren en streelen
En strengelen van haren en fluweelen
Gezichten in een levend licht gesteld.
En stil zijn bleekend aangezicht gegeven
In vreemden luister of zijn rijpe leven
Blank uit het blinken van zijn wezen welt.
Willem de Mérode
Het Mankes-De Mérodemonument in Brummen, met op de sokkel de eerste regels van bovenstaand gedicht.
Met een zekere regelmaat zal in deze rubriek van Hans Schoen een klein stukje staan over literaire faits divers, zoals deze liggen te sluimeren op de zolder van zijn geheugen. Het zal meestal handelen over vergeten of half-vergeten schrijvers of over kleinigheden van letterkundige aard. De actualiteit zal geheel geschuwd worden. Kortom tres petite histoire literaire.