- persoonlijke geschiedenis pa - ruud moors - hoofdstuk 4
Twee jaar later werd de boerderij verkocht. Mijn oom Pierre, de jongere broer van mijn vader, had Pa en Moeder gevraagd of ze de boerderij aan hem wilden verkopen. De prijs die hij er voor wilde betalen was echter zo belachelijk laag dat de rest van de familie er niet mee akkoord ging. Vooral mijn vader was er tegen. Mijn vader had die boerderij wel zelf, voor een redelijker bedrag, willen kopen, maar mijn moeder verklaarde dat ze nog liever doodging dan dat ze op zo’n afgelegen plek zou gaan wonen. Hoe het precies is gegaan, weet ik niet, maar Pa besloot de boerderij toch te verkopen en het geld dat hij ervoor kreeg, renteloos aan mijn oom Pierre uit te lenen zodat deze een ander huis kon kopen, zonder hypotheeklasten. Nadat mijn grootouders de boerderij hadden verkocht, huurden ze een kamer bij een hospita, waar ze met zijn tweeën gingen wonen. In het midden van die kamer stond een tafel met zes stoelen er om heen, die ‘s avonds opzijgeschoven werd, zodat het opklapbed dat langs de kant van de muur stond, uitgeklapt kon worden. Mijn oom Pierre kocht, met het geleende geld, zijn eerste huis. Ik begreep daar niets van. Ik begreep Pa niet, die het ouderlijk huis van Moeder had verkocht om zijn jongste zoon geld te kunnen lenen en ik begreep mijn oom Pierre niet die schijnbaar zo’n groot offer van zijn ouders had durven vragen. Hij had er in ieder geval geen bezwaar tegen gehad om het aan te nemen. En als het dan toch verkocht had moeten worden, begreep ik niet waarom wij het dan niet gekocht hadden. Ik was gehecht aan die boerderij. Ik miste Johnny. Ik miste Marie. Ik miste de keuken, de dieren, de geur, de mestvaalt, het buitentoilet, de onverharde weg er naar toe. Ook Pa en Moeder leken mij ontheemd. Ze hoorden thuis op die boerderij. Ze hoorden niet samen opgesloten te zitten in één kamer. Zo’n twee jaar woonden ze in die kamer voordat ze een klein huis betrokken, met een piepklein keukentje en aan de overkant een moestuin. Schuin aan de overkant was een kroeg. Als Pa niet thuis was, was hij meestal daar te vinden.
Toen ik twaalf was, werd Moeder ziek. Ze lag in het ziekenhuis en was stervende. Hoe lang ze nog te leven had, wist niemand, maar het kon wel meer dan een jaar duren. Mijn tante Corrie wilde niet dat ze al die tijd in het ziekenhuis zou moeten blijven en nam haar, tegen de zin van de artsen, in huis. Na haar vijf weken verzorgd te hebben, werd ze zelf ziek. Zo kwam Moeder bij ons in huis. We woonden in een doorzonwoning, met een lange huiskamer met aan de voorkant en de achterkant grote ramen. Aan de achterkant werd een bed op poten voor Moeder neergezet. Aangezien mijn vader de hele dag werkte, kwam het verzorgen van Moeder op mijn moeder neer. Om de paar dagen kwam Pa even kijken. Hij bleef nooit lang. Hij dronk een kop koffie en zei dan: ‘Ik moest maar weer eens gaan.’ Hij zette dan zijn pet op, hees zich, enigszins moeizaam op het zadel en fietste weg.
Mijn moeder was een huisvrouw die niet graag thuis was. Ze spendeerde het liefst zo min mogelijk tijd aan het huishouden en besteedde haar tijd het liefst aan winkelen in de stad of kletsen met vriendinnen. Toen ze een paar weken noodgedwongen thuis had moeten blijven, omdat Moeder constante verzorging nodig had, knapte er bij haar iets van binnen. Ik kwam thuis van school en was nog nauwelijks binnen toen mijn moeder, hysterisch snikkend, haar frustratie over me uitstortte. ‘Ik hou het niet meer uit! Ik kan er niet tegen! Ik word hartstikke gek hier, tussen die vier muren! Nou, die Corrie heeft het mooi voor elkaar. Ze haalt Moeder uit het ziekenhuis en als het haar teveel wordt, dumpt ze haar hier! En ik zeg je, ik kan daar niet meer tegen!’ Ze pakte haar agenda en gaf die aan mij. ‘Bel pap op! Zeg maar dat ik er niet meer tegen kan! Hoor je me, ik kan er niet meer tegen!’ Al die tijd kon Moeder horen wat mijn moeder tegen me zei. Aangezien we zelf geen telefoon hadden rende ik naar de buren om te vragen of ik bij hen mocht bellen. Toen ik mijn vader aan de lijn kreeg, begon ik zelf bijna te huilen, vermande me en zei: ‘Mam is overstuur, ze zegt dat ze er niet meer tegen kan, u moet direct komen!’ ‘Probeer haar te kalmeren, en zeg dat ik er meteen aankom!’ zei mijn vader en gooide de hoorn op de haak. Ik rende naar huis terug om te vertellen dat pap er meteen aankwam. Dat scheen mijn moeder enigszins te kalmeren. Ze snikte nog met lange uithalen, maar zachtjes nu. Als ze zich vertwijfeld afvroeg waar hij bleef herhaalde ik dat hij er zo aankwam. Na een kwartier was hij er. Hij hijgde. ‘Wat is er?’ Hij nam haar in zijn armen. ‘Ik kan er niet meer tegen!’ snikte mijn moeder met grote uithalen. ‘Rustig maar,’ zei mij vader en klopte haar op haar rug. ‘Het kan nog wel maanden duren, voordat Moeder sterft! Ik kan daar niet meer tegen!’ ‘Rustig maar, rustig maar. We vinden wel een oplossing.’ ‘En het ziekenhuis zei dat ze haar niet terug zouden nemen als ze uit het ziekenhuis werd gehaald. En wie moet er nou voor opdraaien. Ik kan het niet meer! Corrie heeft haar mooi op ons afgeschoven, en na vijf weken zou Lena Moeder overnemen, maar die zegt dat het bij haar niet kan omdat ze iets aan haar benen heeft. Die heeft ook altijd iets aan haar benen! Dat komt haar nou wel mooi uit dat ze iets aan haar benen heeft! Zowel Corrie, Pierre als Lena zijn allang blij dat ze van Moeder af zijn en dat ze haar hier hebben kunnen dumpen, en nou komt het allemaal op mij neer!’ Haar stem werd steeds luider en ze schreeuwde: ‘Ik kan er niet meer tegen Pauli, ik kan er gewoon niet meer tegen!!!’ ‘Rustig maar, we vinden wel een oplossing.’ ‘Ik word er gek van om steeds maar in huis te zitten. Hartstikke gek, ik kan dat niet meer!’ ‘Weet je wat, we gaan er zaterdagavond samen even tussenuit, en de rest regel ik ook nog wel. Ik vraag wel of Pa zaterdag op Moeder komt passen.’ ‘Maar Pa kan Moeder nooit alleen op de po zetten,‘ wierp mijn moeder tegen. ‘Dan helpt Rudi hem wel.’ ‘Natuurlijk,‘ zei ik. ‘Okee, dat is dan geregeld,’ zei mijn vader. ‘Ik ga nog even terug naar mijn werk en dan ben ik over twee uur terug. Dan praten we verder, goed?’ ‘Dat is goed,’ zuchtte mijn moeder.
Als mijn ouders uitgingen, deden ze dat altijd aan de andere kant van de grens waar de dansgelegenheden de hele nacht open waren. Rond een uur of tien vertrokken ze dan en kwamen rond een uur of drie, vier weer thuis. Pa kwam die zaterdagavond om half tien binnengestrompeld. Zijn kleren zaten onder de modder. Hij zei dat hij met de fiets was gevallen. Zijn adem stonk naar drank. Hij grinnikte maar wat en maakte met een vochtige doek zijn kleren, zo goed en kwaad als het ging, enigszins schoon. ‘Hij kan nauwelijks op zijn benen staan,’ fluisterde mijn moeder ontzet. ‘Ja, ja, kom nu maar,’ bromde mijn vader en loodste haar snel de deur uit.
‘Zo,’ zegt Pa, terwijl hij zich in een stoel laat zakken, ‘blijf jij hier om me te helpen op Moeder te passen?, ‘Ja, Pa,’ zeg ik, ‘wilt u een kopje koffie?’ ‘Je hoeft het voor mij niet te maken, jong.’ ‘Mam heeft koffie gezet voor ze wegging, het staat in de keuken.’ Pa haalt een blikken doosje uit zijn linkerjaszak, steunt vervolgens met zijn linkerarm op de leuning van de stoel, waardoor hij iets schuin komt te hangen, en neemt uit zijn rechterjaszak een pijp. Hij gaat verzitten, opent het blikken doosje, houdt er de kop van de pijp boven en hevelt de tabak uit het doosje in de pijpenkop. Met zijn vinger drukt hij de tabak een beetje aan, gaat weer verzitten, leunt behaaglijk achterover, steekt de pijp in zijn mond, strijkt een lucifer aan, houdt de vlam boven de pijpenkop en zuigt het vuur naar binnen. Hij blaast een wolkje rook weg en zegt: ‘Schenk dan maar voor ons in, jong.’ Ik schenk twee kopjes in en vraag of hij melk wil. ‘Een wolkje, jong.’ Ik doe een wolkje koffiemelk in Pa’s kopje en iets meer in die van mezelf. ‘Suiker, Pa?’ vraag ik. ‘Twee schepjes.’ Ik doe in allebei de kopjes evenveel suiker. Ik bied Pa een koekje aan en neem er zelf ook een. ‘Bent u hard gevallen?’ vraag ik. Pa grinnikt. ‘Ik reed rustig op mijn fiets te rijden en ineens gleed ik uit en lag ik op de grond.’ Hij neemt zijn kopje en drinkt er een slok uit. ‘Waar heb je zo koffie leren inschenken?’ vraagt hij. ‘Op school,’ zeg ik, ‘daar krijg ik les in.’ ‘En haal je daar goede cijfers voor?’ ‘Allemaal tienen en soms een elf.’ Pa grinnikt weer. ‘En zwammen, waar heb je dat geleerd?’ ‘Van pap,’ zeg ik, ‘die is er ook goed in.’ Moeder kreunt even. ‘Zeg, denk je dat ze wat nodig heeft?’ Ik loop naar het bed waar Moeder ligt. Ze draait een beetje onrustig, maar ze is niet wakker. ‘Ik denk het niet,’ zeg ik, ‘ze slaapt onrustig.’ Pa zuigt lucht door zijn pijp naar binnen en blaast een grote dikke rookwolk uit. Hij lijkt in gedachten verzonken en zwijgt. Er hangt een wat onwennige stilte. Ik neem een stripboek en begin te lezen. Mijn vader heeft een fles jenever klaargezet met een klein glaasje ernaast. Pa schenkt zichzelf in. Hij neemt een paar slokjes en zuigt weer aan zijn pijp. Plots beweegt Moeder onrustiger. Ik leg mijn stripboek neer en ga naar haar toe. Langzaam doet ze haar ogen open en zegt dat ze op de po moet. Haar stem klinkt hees en zacht. ‘Moeder moet op de po,’ zeg ik, ‘kunt u even komen?’ Ik haal de po van onder het bed vandaan en zet hem op de leunstoel die naast het bed staat. Pa hijst zich moeizaam uit zijn stoel op en loopt, wat onvast ter been, naderbij. Samen tillen we Moeder uit bed, tillen haar nachtpon op en zetten haar op de po. Moeder zit er wankel op en op het moment dat ze begint te plassen, glijdt ze van de po. Ik weet te voorkomen dat Moeder valt, maar kan niet voorkomen dat er urine uit de po over de stoel klotst. We hijsen haar terug in bed. Het beetje urine dat nog in de po is achtergebleven, gooi ik in de w.c. en daarna maak ik de zitting van de stoel, met een vochtige doek, zo schoon als maar enigszins mogelijk is. Pa wankelt, een beetje beschaamd, terug naar zijn stoel. Als ik klaar ben, lees ik weer verder in mijn stripboek. Pa en ik zeggen niet veel tegen elkaar. Zo nu en dan beweegt Moeder onrustig in haar slaap. Elke keer sta ik op om te kijken of ze iets nodig heeft. Hoe stiller het is, hoe harder het tikken van de klok klinkt. Als de klok slaat klinkt dat als een donderslag. Op het half uur slaat ie één keer, op het hele uur tien, elf, twaalf keer. Om twaalf uur wil ik naar bed, maar dat wil Pa niet. ‘Blijf nog even op,’ zegt hij. Pa is bang om alleen met Moeder te zijn, besef ik. Ik zucht en neem een ander stripboek. De tijd lijkt langzamer te gaan. Onwillekeurig begin ik te gapen. Ook Pa gaapt even mee. De klok slaat. Half een. ‘Nou ga ik echt naar bed,’ zeg ik. ‘Kun je niet nog een beetje langer opblijven?’ probeert Pa nog. Ik gaap. ‘Nee echt niet, ik val om van de slaap! Welterusten Pa.’ ‘Welterusten jong,’ zucht Pa.
- hoofdstuk 1
- hoofdstuk 2
- hoofdstuk 3
- hoofdstuk 4
- hoofdstuk 5
- hoofdstuk 6