Kantelboeken
Ik heb geen idee hoeveel boeken ik precies, in mijn hele leven gelezen heb, maar ik schat dat het er minstens vijfduizend moeten zijn, nog los van de stripverhalen die ik tussendoor gelezen heb. Een groot deel van die boeken ben ik weer vergeten, ondanks dat ik ze erg boeiend vond toen ik ze las. Soms herlees ik een boek waarvan ik als twintigjarige onder de indruk was en begrijp dan echt niet meer waarom ik dat boek, of die schrijver, toen zo interessant vond. Maar er zijn ook boeken die me zo diep hebben geraakt dat ik ze beschouw als veroorzakers van kantelpunten in mijn denken.

Scalperen
Het eerste boek dat voor mij zo’n kantelpunt betekende, was het eerste deel van een serie over Tecumseh van Fritz Steuben. In tegenstelling tot Karl May, die vooral zijn fantasie de vrije loop liet, nam Fritz Steuben het leven van een echt bestaande ‘indiaan’ als uitgangspunt en beschreef, vanuit het standpunt van de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika hoe het was om in contact te komen met de hordes Europeanen die hun territorium binnenvielen. De oorsprong van het ‘scalperen’ bleek niet de inheemse bevolking te zijn, maar was een uitvinding van blanken. Als je een “indiaan” had gedood kon je daar een premie voor krijgen. Maar je had dan wel een bewijs nodig. Het laten zien van een scalp was zo’n bewijs. Daarom scalpeerden blanken ‘indianen’ die ze gedood hadden. Dat, uit wraak, ook wel eens een blanke door een indiaan werd gescalpeerd was daar het gevolg van, niet de oorzaak. Fritz Steuben beschreef tot in detail hoe sommige blanken ook ‘indianen’ die nog niet dood waren scalpeerden. Die stierven dan vanzelf wel.

De waarheid
Ik was elf jaar toen ik dat verhaal las en het gooide mijn hele wereldbeeld omver. In alle stripverhalen en films die ik had gezien werd de onbeschaafdheid van de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika aangetoond door hun lust tot scalperen. Dat was het ultieme bewijs van hun primitiviteit. En nu bleek dat het blanken waren die daarmee begonnen waren. Vanaf dat moment identificeerde ik me niet meer met de ‘cowboys’, maar met de ‘indianen’. Vanaf dat moment realiseerde ik me ook dat wat je keer op keer te horen krijgt daarmee nog niet waar hoeft te zijn.

Anti-oorlogstelevisie
Twee jaar later zag ik, dankzij mijn broer Holly, de serie ‘Barfuss durch die Hölle’ op televisie. Dat was een Japanse serie over de tweede wereldoorlog, die door de Duitse zender ZDF werd uitgezonden in 1967. Die serie was de ultieme antireclame voor militaire dienst en zorgde ervoor dat mijn broer en ik besloten nooit, maar dan ook echt nooit in dienst te gaan. Nog niet zo lang geleden hoorde ik van Holly dat het boek waarop die serie is gebaseerd, eindelijk in het Nederlands was vertaald. Dus kocht ik dat boek en las het en werd er misschien nog wel meer door geraakt dan door de tv-serie die op dat boek was geïnspireerd. Het thema van het boek is dat omstandigheden er voor kunnen zorgen dat mensen hun menselijkheid kwijtraken. Er is geen enkel ander boek dat zo helder duidelijk maakt hoe dat werkt. Het geeft aan wat de kracht van een roman kan zijn.

Persoonlijke verhalen
John Steinbeck heeft me aan het schrijven gezet. Nadat ik ‘East of Eden’ had gelezen en daarna ‘Journal of a Novel’, besloot ik een stukje familiegeschiedenis in een verhaal te herscheppen en schreef ik ‘Pa’, een verhaal over mijn grootvader. In ‘East of Eden’ verwerkt John Steinbeck zijn eigen familiegeschiedenis, waardoor het ook een persoonlijk boek wordt, een ode aan zijn familie, hoewel die familie niet de hoofdrol speelt. “Journal of a Novel’ is een boek dat over de ontstaansgeschiedenis van ‘East of Eden’ gaat. Het boek bevat de brieven die hij, telkens als hij een deel van het manuscript af had, samen met dat deel naar zijn uitgever stuurde. Het geeft een zeldzaam inzicht in zijn schrijfproces. Zonder die twee boeken was ik, waarschijnlijk, nooit gaan schrijven.

Afwijkend en normaal
John Irving’s ‘World According to Garp’ ken ik in eerste instantie als film. Pas daarna las ik het boek. De manier waarop hij mensen, die afwijken van de ‘normale’ mensen, beschrijft, zorgt ervoor dat je ze als normaal gaat zien. Ik wist niets over of van transseksuelen. Travestieten kende ik wel. Mannen die zich als vrouwen verkleedden, zag ik met enige regelmaat als ik, als hetero, naar mijn favoriete homobar ging. Maar dat een man zich tot vrouw om zou kunnen en willen bouwen, dat was me nog niet bekend. Door John Irving leerde ik dat fenomeen niet alleen kennen, maar er ook begrip voor hebben. Vooral een stukje uit de epiloog ontroerde me, omdat hij daar, terloops bijna, vertelt dat de zoon van Garp een jonge transseksueel ontmoet en, omdat hij van jongs af aan bekend is met een transseksueel (een vriendin van zijn oma en zijn vader), geen enkel probleem heeft om een relatie met haar aan te gaan. Als je iets vreemd vindt, komt dat omdat je het niet kent, niet omdat het vreemd is.

Leven en denken zijn verweven
Door een boek dat ‘De Troost van de Filosofie’ heette, werd ik nieuwsgierig naar de Essays van Michel de Montaigne. Ik zag die Essays, in een Nederlandse vertaling, in de boekhandel staan; drie dikke delen die samen honderd gulden moesten kosten. Veel geld, maar in een impuls kocht ik die drie delen. Ik heb er een paar maanden over gedaan om alle essays te lezen en me geen moment verveeld. Wat ik vooral mooi vond was hoe persoonlijk Michel de Montaigne in die essays is en hoe hij je meeneemt in zijn gedachtestroom. Door zijn verwijzingen naar Romeinse en Griekse filosofen werd ik aangestoken om die ook zelf te gaan lezen. Veel filosofen schrijven nogal abstract. Alsof ze zelf los staan van hun denken. Michel de Montaigne is verfrissend anders. Hij maakt duidelijk dat zijn leven en zijn denken innig met elkaar verweven zijn. Zonder zijn Essays zou ik mijn essays niet geschreven hebben, vermoed ik.

Inzichten die je na je vijftigste pas krijgt
Laozi, Zhuangzi en Liezi las ik als twintiger al, maar ik kan niet zeggen dat ze me toen diep raakten. Toen ik zo’n jaar of vijftig was las ik een aantal vertalingen van de Dao De Jing, die allemaal anders waren. Dat het een boeiend boek was, was me wel duidelijk, maar geen enkele vertaling vond ik echt helder. Dus vroeg ik me af wat er echt stond in de brontekst waar al die vertalingen alleen maar naar leken te verwijzen. Dus leerde ik mezelf om het klassiek Chinees te ontcijferen en maakte een eigen vertaling. Toen pas werd me duidelijk wat voor een bijzonder boek de Dao De Jing van Laozi is. Sinds ik dat boek vertaald heb, heb ik de teksten misschien wel honderd keer herlezen en iedere keer krijg ik er nieuwe inzichten door. Sinds ik dat boek heb vertaald ben ik niet meer dezelfde persoon. Confucius schijnt gezegd te hebben dat je bepaalde inzichten pas kunt krijgen als je de vijftig gepasseerd bent. En wat de inzichten die ik door de Dao De Jing heb gekregen betreft, heeft hij gelijk.

Het probleem van vertalingen
Zhuangzi is een boek vol verhalen. Er zijn twee versies; een korte en een lange. De korte versie bevat zeven hoofdstukken waarvan wordt aangenomen dat ze door Zhuangzi zelf zijn geschreven en de lange versie bevat een groot aantal hoofdstukken die er later, door andere schrijvers, aan zijn toegevoegd. In het boek van Zhuangzi wordt verwezen naar de filosoof Liezi. Het is niet duidelijk of Liezi een verzonnen personage is of echt heeft bestaan. Een paar eeuwen na Zhuangzi werd er evenwel een boek geschreven dat toegeschreven wordt aan Liezi, met een titel die te vertalen is als; ‘Een Verhelderend Boek Over Het Stromen Der Leegte’. Ooit heb ik een sterk ingekorte versie ervan gekocht die ‘Het Boek Der Volkomen Leegte’ werd genoemd en door Jef Last was bewerkt. Een onleesbare en saaie versie van een boek dat, toen ik het in een Engelse vertaling las, uitermate boeiend bleek te zijn.

Tweede Chinese vertaling
Dat was het tweede boek dat ik uit het klassiek Chinees heb vertaald. Toen ik met mijn vertaling begon, was er nog geen Nederlandse vertaling, maar toen ik ongeveer halverwege was, kwam ik er, tot mijn stomme verbazing, achter dat een zekere Jan de Meyer het boek in zijn geheel vertaald bleek te hebben. Dat weerhield me er niet van het boek zelf te blijven vertalen.

Tijdloos
Zowel Zhuangzi als Liezi worden, samen met de Dao De Jing, gerekend tot de bronboeken van het filosofisch Daoïsme. Alle drie de boeken hebben hun eigen waarde. Samen vormen ze een eenheid. Wat ik bijzonder vind, is dat die boeken allemaal meer dan tweeduizend jaar oud zijn, maar absoluut niets aan actualiteit hebben verloren. Wat maar weer bewijst dat diepe inzichten tijdloos zijn.

De meeste mensen deugen
En dan is er nog een boek dat me diep heeft geraakt. Het is een boek dat ik steeds maar weer opnieuw lees. Deels omdat ik het met de strekking van het boek eens ben en deels omdat er in het boek een groot aantal gebeurtenissen, onderzoeken en ideeën, die deel zijn gaan uitmaken van ons denken over de mens, aan een gedegen onderzoek worden onderworpen waarna blijkt dat wat we altijd dachten te weten helemaal niet klopt of op zijn minst niet helemaal klopt. Dat boek is geschreven door Rutger Bregman en heet ‘De Meeste Mensen Deugen’. De titel dekt de lading niet helemaal. Feitelijk maakt Rutger Bregman duidelijk dat de meeste mensen weliswaar willen deugen, maar dat ze dat, door omstandigheden, lang niet altijd doen.

Meestal
Als ik dat boek van een nieuwe titel zou mogen voorzien, zou ik het ‘De Meeste Mensen Deugen Meestal’ noemen. Ik lees en herlees dat boek omdat het me overtuigende argumenten in handen geeft om het dwaaldenkbeeld dat ieder mens in essentie een egoïst is te kunnen weerleggen.
Dit is een boek dat ik had willen kunnen schrijven. Dit is een schrijver waar ik jaloers op ben. Let wel; jaloers maar niet afgunstig. Ik gun het Rutger Bregman van harte dat hij kan wat ik niet kan. En ik geniet des te meer van het boek dat hij hij heeft geschreven en dat ik had willen kunnen schrijven. Het behoort, zonder twijfel tot de tien boeken die mij, gedurende mijn leven, het meest hebben geraakt en beïnvloed.

Hier zijn die tien boeken, in willekeurige volgorde: