
sluimerende letteren - 12 - post pasen poëzie
Wellicht komen de eieren u nog de neusgaten uit. Maar de vraag is of u afgelopen Pasen zich wel voldoende bewust geweest bent van het magisch proces dat eierkoken is. Hieronder een gedicht uit 1818 met een vrij zakelijke beschrijving van het proces dat zich in pan en schaal op het vuur voltrekt.
Eierkoken
Eierkoken
De luchtstroom ruisch door t vier, dat uit zijne asch geschoten,
In vlammen om zich grijp en Meroos God doorgloei;
Zijn hitte dring door t vocht, in t hol metaal besloten,
En bruische in golven op met bonzend stormgeloei.
Daar wiegele in den plasch het scheppings-al van t kuiken,
Dat in zijn zilvren lucht een gouden aardbol sluit;
En t beuk de krijtaardschors dier breekbre wareldkruiken,
En dove s levens am in t bobblend windvlies uit.
Zoo word de ommuurde zee ten bergklomp door t verschroeien,
Waar t half gesmolten goud verbalsemd door blijft vloeien!
Dichter dezes is Mr. Willem Bilderdijk, ten tijde van dit gedicht al een zestigplusser, dus aan jeugdige overmoed hoeven we de exuberante toon niet te wijten. Wellicht geschreven onder invloed van de morfine die hij op latere leeftijd gebruikte. Wie zal het zeggen. In ieder geval was Bilderdijk bij tijd en wijle een mateloos man en een vat vol tegenstrijdigheden (of in dit geval liever een pan). Advocaat, politicus, geleerde en dichter en wat niet al. Hierboven een fraai portret en hieronder een jeugdschilderij op 35-jarige leeftijd vervaardigd. Een zogenaamde trompe l´oeil of in fraai Nederlands beter gezegd een schijnbedrieger. Hij kon dus de werkelijkheid ook onopgesmukt weergeven.
Dat het heel wat simpeler kan in de poëzie als het over eieren gaat, geeft de volgende anekdote aan. Door mij zo´n twintig jaar geleden gehoord van de toen al oude uitbater van een stokoud Amsterdams café tegen een ook niet piepjonge klant. De anekdote lijkt mij gezien de tegenwoordige onkundigheid met de hoofdpersonen en de belegenheid op z´n minst vooroorlogs.
Joost van den Vondel en vader Cats zitten als prijspoëten tegen elkaar op te pochen wie de beste dichter van het land is. Setting is een café waar ook iets genuttigd wordt; zo zitten de heren aan de kippensoep en het eitje staat ook al klaar. Voorstel der omstanders is om het dispuut te beslechten door te kijken wie het kortste gedicht kan improviseren. Cats mag beginnen en geeft een ram met z´n lepel in het bord en raakt Vondel vol met soep onder de uitroep: Vet spet. Er tegelijk van uitgaand dat Vondel hier dichterlijk niet van terug heeft. Maar deze – niet voor niets de prins der dichters genoemd – pakt zijn ei en slaat het fluks stuk op het verwaande voorhoofd van Cats onder de declamatie van: Ik tik. Joost tegen Jacob, één tegen nul.
Hans Schoen
Met een zekere regelmaat zal in deze rubriek van Hans Schoen een klein stukje staan over literaire faits divers, zoals deze liggen te sluimeren op de zolder van zijn geheugen. Het zal meestal handelen over vergeten of half-vergeten schrijvers of over kleinigheden van letterkundige aard. De actualiteit zal geheel geschuwd worden. Kortom tres petite histoire literaire.