Vroeger mochten katholieken de bijbel niet (zelf) lezen omdat de kerkelite bang was dat ze het niet goed zouden begrijpen. Dat verbod werd pas opgeheven toen ik al van mijn geloof was afgevallen. De bijbelverhalen waren mij dus alleen uit tweede hand bekend. Een tijdje geleden besloot ik de bijbel zelf maar eens te gaan lezen. Het is een verbazingwekkend boek met vreemde en onbegrijpelijke verhalen. Het begint meteen al goed met het verhaal van de zogenaamde ‘zondeval’.

Waarom wordt het Eva kwalijk genomen dat ze een vrucht at van de boom van kennis van goed en kwaad? Wat was het gevolg van die daad? Klopt het dat ze daarmee een erfzonde beging, zoals mij vroeger altijd verteld werd?

Het grote verschil tussen mensen en dieren, zo werd mij voorgehouden, was dat mensen een geweten hebben en dieren niet. Een leeuw heeft geen geweten, net zo min als een spin of een olifant, een kaketoe of een walvis. Van een hond die een biefstuk van het aanrecht grist en die verorbert zeggen we niet dat ie gezondigd heeft, hooguit noemen we dat dier ongehoorzaam.

Voordat Eva at van de boom van kennis van goed en kwaad, hadden ook wij mensen geen geweten. Want om een geweten te kunnen hebben moet je besef hebben van goed en kwaad. Pas wanneer je het verschil daartussen kent, kun je zeggen dat je kan zondigen. Eva zondigde dus niet toen ze at van de boom van kennis tussen goed en kwaad. Pas na het eten van die vrucht was ze tot zondigen in staat. God had het eten van die vrucht weliswaar verboden, maar dat betekent dat ze alleen maar ongehoorzaam was, niet dat ze zondigde. Blijkbaar was het niet de bedoeling van God dat wij een geweten zouden ontwikkelen.

Er zijn nog steeds mensen die geen geweten hebben. Psychopaten noemen we die. Een psychopaat maakt geen verschil tussen goed en kwaad, maar maakt alleen verschil tussen eigenbelang en andermans belang (en kiest daarbij als het even kan voor het eigenbelang). Zou de mensheid beter af zijn geweest als we allemaal psychopaten waren gebleven? Is het geweten dan een probleem?

Als ik naar de mensheid kijk, denk ik dat we eerder een tekort aan geweten hebben dan een teveel. Gelukkig nam Eva een hap van de vrucht van die boom en gaf ze er Adam ook een hap van. Eigenlijk zou je eerder willen dat ze meer vruchten van die boom zouden hebben gegeten, zodat het besef van goed en kwaad intrinsieker in ons allen aanwezig zou zijn. Waarom zijn gelovigen dan niet blij met Eva?

 

Wat ook vreemd is, is dat Adam en Eva hun geslachtsdelen bedekten toen God terugkwam (van God mag weten waar hij naar toe was geweest). Als ze werkelijk een vrucht hadden gegeten zou het toch veel logischer zijn geweest als ze hun mond hadden bedekt of desnoods hun buik. Wat hadden die geslachtsdelen met dit alles te maken?

Er stond nog een boom in het hof van Eden; de boom des levens en ook van de vruchten van die boom mocht niet geplukt worden.

Het hof van Eden was een lusthof. Wat is een lusthof? Dat is een hof waar lusten bot kunnen worden gevierd, een plaats waar een harem gehouden kan worden. De enige persoon die in zo’n harem seks mag hebben is de bezitter van die harem. Vandaar dat de bewakers van zo’n harem eunuchen zijn, mannen wiens geslacht verwijderd is. Je kunt ze natuurlijk ook engelen noemen. In zo’n harem worden kinderen geboren. De mannelijke kinderen worden, tegen de tijd dat ze geslachtsrijp zijn, uit de harem verwijderd om redenen die ik verder niet hoef uit te leggen. Soms kwam het in een harem voor dat een geliefde concubine een zoon had die ze zo lang mogelijk bij zich wilde houden of dat de zoon een oogappel werd van zijn vader die hem dicht bij zich in de buurt wilde houden. Als zo’n knul wat later geslachtsrijp werd, was dat niet zo’n probleem. Alleen was hij dan wel eenzaam, omdat al zijn leeftijdsgenoten van hetzelfde geslacht uit zijn omgeving verwijderd waren. Het lijkt erop dat Adam de oogappel van God was. Omdat Adam geen speelkameraadje van zijn eigen geslacht en leeftijd had, gaf God hem een speelkameraadje van het andere geslacht, waarschijnlijk een halfzusje; Eva (vandaar die cryptische verwijzing naar de rib die hij uit Adam gehaald zou hebben om Eva te ‘maken’.). Uiteraard werd Adam en Eva verboden om seks te hebben (de vrucht waarnaar verwezen werd was waarschijnlijk een vijg, die in vorm wel wat weg heeft van een vagina). De ‘slang’ die hen vervolgens verleidde om wel seks te hebben zou heel goed een rancuneuze bewoonster van die harem hebben kunnen zijn. Dat betekent dat de ‘zonde’ van Adam en Eva bestond uit het hebben van seks. En dat verklaart dan ook het verbergen van de geslachtsdelen (en de schaamte ervoor).

 

God moet nogal een dominante vader zijn geweest. Toen hij Adam en Eva uit het paradijs verbande, was het trauma zo groot dat het ruim 260 generaties later nog steeds niet is uitgewerkt. Nog steeds proberen zijn verre verre verre nakomelingen zich aan Hem te conformeren en te onderwerpen. Wie was die God?

 

Als het klopt wat ik hierboven beschrijf, dan was God een machtig heerser die zo’n 260 generaties geleden een groot rijk had en voor zichzelf een lusthof had gecreëerd, waar hij zich, tussen alle veroveringstochten in, even kwam verpozen. Dat zo’n heerser werd vergoddelijkt is alleszins aannemelijk, omdat dat in de oudheid gewoonte was. Meestal werd een heerser na zijn dood vergoddelijkt, maar soms ook al tijdens zijn leven (zoals de Romeinse keizer Augustus). Van Alexander de Grote is bekend dat zijn belangrijkste motivatie voor het veroveren van de toenmalig bekende wereld was dat hij hoopte daardoor vergoddelijkt te worden (net zoals zijn verre voorvader Achilles). Als God een machtig heerser was die na zijn dood (of tijdens zijn leven) vergoddelijkt werd dan is God een van onze voorvaderen. Een mens dus. Een dominant mens. Zo dominant dat die dominantie na ruim 260 generaties nog steeds evident aanwezig is.

 

In dertig generaties heeft de mensheid de hele mensheid voortgebracht. We zijn allemaal aan elkaar verwant en dat gaat hooguit dertig generaties terug. Dat betekent dat iedereen die daarvoor heeft geleefd en kinderen heeft geproduceerd tot onze voorouders behoort. Dat geldt bijvoorbeeld voor Socrates, Karel de Grote, Maria (maar Christus niet, want die stierf kinderloos), maar zeker voor alle mensen die 260 generaties geleden op deze aardbol rondliepen, inclusief de persoon die wij nu ‘God’ noemen. Christus was dus niet de zoon van God, maar een verre verre verre nazaat, net zoals iedereen die toen leefde. En net zoals wij allemaal nu.

 

Zo’n driehonderd jaar na de dood van Christus bedacht een stel kerkvaders dat God een drie-eenheid was; God de Vader, God de Zoon (Christus) en God de heilige Geest. Dat is eigenlijk heel eigenaardig. De laatste woorden van Christus, toen hij aan het kruis hing, waren: ‘Mijn God, waarom heeft u mij verlaten?’ Als je zelf deel bent van God, dan is dat een rare opmerking, dan zeg je zoiets niet. Dan zou hij ‘Mijn God, waarom heb ik mij verlaten?’ moeten hebben gezegd, en dat is ongerijmd. Hij zei wel degelijk: ‘Mijn God, waarom heeft u mij verlaten?’ Dat betekent dat Christus God als iets buiten zichzelf zag. Waarom dachten die kerkvaders het dan beter te weten dan Christus zelf? Waarom maakten ze van Christus een stukje God? Niet alle Christenen deden dat. In de begintijd van het ontstaan van het Christendom waren er meerdere stromingen in het Christendom. Een zekere Marcion moest niets hebben van het oude testament en van de God die daarin voorkwam. Hij beschouwde Christus als een voorbeeldfiguur, in de trant van Boedha. Ook later waren er Christenen die niets van God moesten hebben. Die werden, meer nog dan de heidenen, door de kerkvaders te vuur en te zwaard bestreden. Zo werden de Katharen, die wel in Christus, maar niet in God geloofden, op de meest wrede manieren vervolgd, gemarteld, gepijnigd en gedood. Het woord ketters herinnert nog aan die Christenen, die in Christus een Boedha zagen, en de God uit het oude testament verwierpen, omdat ze dat, mijns inziens terecht, een slecht wezen vonden.

Volgens mij was de keuze van die kerkvaders een politieke keuze. Op grond van het nieuwe testament, de verhalen van en over Christus, zijn mensen moeilijk te onderwerpen. Christus was geen veroveraar, geen onderwerper, geen tiran, geen dictator. De dominantie van Christus is een dominantie van liefde en begrip, van mededogen, acceptatie en tolerantie. Daar bouw je geen imperium op, daarmee kun je geen bevolkingen aan je onderwerpen. God is heel andere koek. God is een dominante veroveraar, die niets liever doet dan onderwerpen en zichzelf tot maatstaf der dingen maken. In naam van God zijn mensen wel degelijk te onderwerpen. Die discrepantie tussen de tolerantie, liefde, begrip, mededogen en acceptatie van Christus ten opzichte van de niemand en niets ontziende onderwerping die God van de mensen vraagt, werd door die kerkvaders op een krankzinnige, maar vanuit machtspolitiek gezien ook geniale wijze, opgelost door Christus tot ‘de zoon van God’ te maken; weliswaar deel van God, maar als ‘zoon’ van de ‘vader’ ook ondergeschikt aan God. Zo is het Christendom tot Godsdienst verworden. Zo is de tolerante, mededogende, begripvolle, liefdevolle Christus ondergeschikt gemaakt aan een God die niemand en niets ontziend strikte gehoorzaamheid eist. En zo is de dominantie van die verre verre voorvader kundig in leven gehouden. Het is de vraag me of we daar blij mee moeten zijn.