
- de ontwikkeling van mijn denken - ruud moors 12 regels en wetten
Veel mensen denken dat regels vrijheid beperken, maar volgens mij is het omgekeerde het geval. Zonder regels is vrijheid onmogelijk.
Mijn broer speelde vroeger, als we bijvoorbeeld ‘Mens Erger Je Niet’ deden, zonder schaamte vals. Als je daar een opmerking over maakte zei hij: ‘Dan moet je maar beter opletten!’ Hij vond dat hij het recht had om te proberen vals te spelen. Hij hield zich, als hem dat zo uitkwam, niet aan de regels van het spel omdat hij vond dat er een regel was die luidde: ‘Vals spelen mag. Het is de verantwoordelijkheid van de tegenpartij om te voorkomen dat ik vals speel. Als die tegenpartij niet goed oplet, is mijn vals spel legitiem.’ Ik was het met die, door mijn broer verzonnen regel, niet eens. Maar waarom eigenlijk niet?
Toen ik een opleiding tot creatief therapeut volgde, leerde ik de speltheorie. Volgens die theorie heeft een spel een intrinsiek doel. Het doel van het spel is het spelen van het spel. Als winnen (wat een onderdeel van het spel kan zijn) het ultieme doel wordt, dat wil zeggen als doel dominant wordt, dan schaadt dat het spel. Dan is het spel geen spel meer, maar een activiteit met als doel het winnen. Als winnen het ultieme doel is, dan is vals spelen, als je er mee weg komt, een geoorloofde strategie, maar het doel van het spel wordt daarmee vernietigd. Als het een sport betreft noemen we dat onsportief gedrag, gedrag de sport niet waardig.
Elk spel heeft duidelijke, heldere en voor de spelers begrijpelijke regels nodig. Geen enkel spel kan zonder regels gespeeld worden. Stel dat je gaat voetballen en er zijn geen regels dan heb je een groot probleem. Als er geen regels zijn dan tellen doelpunten niet, dan kun je geen elftallen samenstellen, dan is alles geoorloofd, maar niets mogelijk. Geen enkele activiteit heeft dan immers nog zin. Probeer maar eens een spelletje schaak te spelen waarbij er geen regels zijn over wie de beurt heeft, welke waarde stukken hebben of hoe je ze moet verplaatsen. De vrijheid van de spelers van het spel wordt mogelijk door de strengheid van de regels waaraan die spelers moeten voldoen.
De afgelopen decennia zijn de regels voor grote en machtige instituten, ik denk hierbij aan banken, verzekeraars, energiebedrijven en multinationals, enorm versoepeld door middel van deregulering. Dat wil zeggen dat die machtige instituten aan steeds minder regels hoeven te voldoen, en zichzelf mogen reguleren. Dat wordt de ‘vrije’ markt genoemd. In de praktijk betekent het dat die machtige instituten de vrijheid kregen om vals te spelen. Als je de dupe bent van dat vals spel, krijg je vaak het verwijt dat je beter op had moeten letten. Dat dat niemand echt lukt, blijkt wel uit het feit dat er alleen al in Nederland zo’n zeven miljoen woekerpolissen aan ‘onnozele’ klanten zijn verkocht, nog los van al die andere onduidelijke financiële en verzekeringsproducten die vooral gunstig voor de ‘markt’ waren (en zijn), maar niet voor de klanten van die ‘markt’ die continu op hun hoede moeten zijn willen ze niet belazerd worden. ‘Angst maakt onvrij,’ zei onze koningin tijdens een kersttoespraak een aantal jaren geleden. Als je constant op je hoede moet zijn of grote machtige instituten je al dan niet belazeren, als je steeds maar weer bang moet zijn besodemieterd te worden, dan maakt dat onvrij. Het dereguleren van machtige instituten heeft ons, hun klanten, onvrijer gemaakt. Dat komt omdat de ‘vrije’ markt niet meer beperkt wordt door juist die regels die de rest van de samenleving de vrijheid gaven om zonder angst transacties aan te gaan.
Hoe nuttig regels ook zijn, ze moeten wel aan bepaalde maatstaven voldoen. Ik noem er vier; regels moeten logisch zijn, redelijk, begrijpelijk en rechtvaardig. Als aan één van deze maatstaven niet wordt voldaan, dan deugt de betreffende regel niet. De regel dat er eerst gevibranoneerd moet worden voordat men een openbare weg mag oversteken, is, omdat niemand weet wat vibranoneren is, een, vanwege zijn onbegrijpelijkheid, ondeugdelijke regel. Het is onmogelijk om er aan te voldoen. De regel dat men eerst in het openbaar moet onaneren voordat men een een openbare weg mag oversteken, is, omdat dat een onredelijke eis is, ook een ondeugdelijke regel. De regel dat men alleen mag oversteken als het druk is op de weg (en men dus de meeste kans heeft overreden te worden) valt af vanwege het gebrek aan logica. Als men altijd een boete krijgt als men een openbare weg oversteekt, of het stoplicht nou op rood staat of op groen, is onrechtvaardig. Ook zo’n regel is onwenselijk. Regels, en ook wetten, dienen dus altijd aan vier maatstaven te voldoen: ze moeten logisch zijn, redelijk, begrijpelijk en rechtvaardig.
Wetten zijn altijd regels, maar regels hoeven niet altijd wetten te zijn. Veel regels zijn informeel, wetten zijn dat nooit. Omdat wetten regels zijn, horen wetten te voldoen aan dezelfde maatstaven als regels. Dat is, helaas niet altijd zo.
Een gouden regel in de rechtspraak was dat iemand onschuldig is totdat het tegendeel bewezen is. Er zijn wetten die uitgaan van de omgekeerde bewijslast. Sommige asielzoekers moeten bewijzen dat ze niet schuldig zijn aan oorlogsmisdaden, voordat hun onschuld wordt erkend. Ook in de bijstand geldt zo’n omgekeerde bewijslast. Zo’n wet is niet rechtvaardig. Want als je onschuldig bent, maar dat niet kan bewijzen, wordt je gestraft voor iets dat je niet hebt gedaan. Dat is heel lang, terecht, een taboe geweest.
Wetten zouden getoetst moeten worden aan de maatstaven logica, redelijkheid, begrijpelijkheid en rechtvaardigheid. Maar de rechter mag wetten niet toetsen. Als de wetgever onlogische, onredelijke, onbegrijpelijke en onrechtvaardige wetten maakt, dient de rechter zich toch aan die wetten te conformeren.
Ik heb, uit nieuwsgierigheid, de universele verklaring van de rechten van de mens gelezen (en ook een uittreksel uit de grondwet). Toen ik het eerste artikel las, was ik verbaasd te lezen dat er uitdrukkelijk stond dat er ook geen onderscheid tussen mensen gemaakt mag worden op grond van rijkdom. Naast religie, sekse, ras en dergelijke werd dus ook rijkdom uitdrukkelijk genoemd. In dezelfde periode waarin ik die universele verklaring las, had men in Rotterdam besloten dat het verboden werd om in bepaalde delen van Rotterdam te gaan wonen als je minder verdiende dan 120 procent van het minimumloon. Dat lijkt me toch een duidelijk geval van ‘onderscheid maken op grond van rijkdom.’ Een vriend van een neef trouwde met een Chinese vrouw, een vrouw uit China dus. Hij had haar daar leren kennen toen hij er vertoefde vanwege zijn studie Chinees. Hij mocht haar niet naar Nederland halen, om hier samen te gaan wonen omdat hij minder verdiende dan 120 procent van het minimumloon. Ook dat is een duidelijk geval van ‘onderscheid maken op grond van rijkdom.’ Wetten worden, helaas, niet altijd getoetst aan de maatstaf van rechtvaardigheid of aan de universele verklaring van de rechten van de mens.
Onrechtvaardige wetten zijn valse wetten. Datzelfde geldt voor onlogische wetten, onredelijke wetten en onbegrijpelijke wetten. Daarom zou elke wet, voordat hij ingaat, getoetst moeten worden aan de vier maatstaven logica, redelijkheid, rechtvaardigheid en begrijpelijkheid.
Vooral dat laatste is van belang. Er zijn veel regels die door niemand echt begrepen worden, maar die desondanks wel geldigheid hebben. Ik ken iemand die gekeurd werd door een keuringsarts die op het keuringsformulier vergat te vermelden dat die persoon, die 16 uur per dag op bed doorbracht aan ‘urenbeperking’ leed. De arbeidsdeskundige, die zocht hoe hij deze persoon zo ‘arbeidsgeschikt’ mogelijk kon verklaren, zette toen in hoofdletters op zijn formulier dat er dus GEEN SPRAKE WAS VAN URENBEPERKING! Dat iemand die 16 uur per dag op bed ligt, natuurlijk nooit 8 uur per dag kan werken, deed er niet toe. Volgens de regels mocht die arbeidsdeskundige er van uit gaan dat er geen sprake was van urenbeperking omdat de arts had vergeten dat nadrukkelijk, in haar formulier, zo te benoemen. Dat dat onredelijk, onlogisch, onrechtvaardig en bovendien onbegrijpelijk is, hoef ik hopelijk niet uit te leggen. Toch was aan het effect van die regel niets te doen. De regel was maatgevend, niet logica, redelijkheid, rechtvaardigheid of begrijpelijkheid.
Zo is er ook een belastingmaatregel die stelt dat mensen over 4 procent van hun vermogen belasting moeten betalen, omdat de belastingdienst er van uit gaat dat dat het rendement is dat er over dat vermogen behaald kan worden. Als je, door sober te leven, tienduizend euro hebt gespaard en op een bankrekening hebt staan (omdat je, om wat voor reden dan ook, er niet voor wilt kiezen dat geld te beleggen) dan krijg je ongeveer 1 procent rente. Je ontvangt dan, als rendement van je ‘vermogen’ €100, maar je betaalt over €400 belasting. Dan betaal je, als je maximale belastingschijf 35 procent bedraagt, maar liefst €140 belasting over een rendement van €100! Dan betaal je dus feitelijk 140 procent belasting over je rendement. Maar stel dat je een miljoen bezit, en dat je dat miljoen op een gespreide manier belegt (waardoor het risico dat je geen goed rendement haalt geminimaliseerd wordt) en 10 procent rente vangt. Ook dan wordt er door de belastingdienst van uit gegaan dat je maar 4 procent rendement hebt en betaal je niet over je feitelijke rendement belasting, maar over 40 procent daarvan. In dit geval betaal je dan geen belasting over de €100.000 die je hebt ontvangen, maar over €40.000. Je zit dan waarschijnlijk wel in een maximale belastingschijf van 50 procent, dus betaal je €20.000. Dat is 20 procent van het rendement dat je werkelijk behaald hebt. In het ene geval betaal je, door deze regel, dus 140 procent belasting en in het andere geval 20 procent. Zo’n maatregel kun je toch moeilijk begrijpelijk noemen, of redelijk, logisch en al helemaal niet rechtvaardig. Toch houdt onze regering vast aan deze belastingmaatregel, omdat ze vinden dat het iemands eigen schuld is als ie te weinig rendement behaalt. Alsof het je plicht is je vermogen te gebruiken om rendement te behalen. ‘Het is te ingewikkeld om het anders te doen’, is ook zo’n non-argument. In ons omringende landen doen ze het namelijk wel anders. Daar betaal je belasting over het daadwerkelijke rendement dat je behaald hebt, en niet op een fictief rendement dat door de belastingdienst verzonnen is.
Wetten en regels zijn op zichzelf geen probleem, sterker nog ze zijn noodzakelijk om interacties tussen mensen onderling en mensen en instituties te reguleren. Het probleem ontstaat pas als de wetten en regels maatgevend zijn, terwijl ze niet getoetst zijn op de vier maatstaven, ik noem ze nog maar een keer; logica, redelijkheid, rechtvaardigheid en begrijpelijkheid. Wetten en regels die daar niet aan voldoen beperken de vrijheid in ernstige mate. Ze roepen terecht angst en afkeer op. Wetten en regels die wel aan die maatstaven voldoen, waarborgen de vrijheid. Ze creëren een veiligheid die noodzakelijk is om je vrij te kunnen voelen, om in vrijheid te kunnen leven.
Vrijheid is niet gebaat bij het afschaffen van regels en wetten, integendeel. Vrijheid heeft wetten en regels nodig, maar die wetten en regels moeten dan wel logisch, redelijk, begrijpelijk en rechtvaardig zijn.