Een van de leukste en interessantste Nederlandse columnisten vond ik altijd Peter Bügel – hij wist me steeds weer aan het denken te zetten en te prikkelen, terwijl hij me ook aan het lachen kreeg. Hij schreef stukjes in het Parool, de Volkskrant en HPdeTijd, maar op een bepaald moment hield dat op. Er bleek een plagiaatskwestie achter te zitten – Bügel had blijkbaar iets te nonchalant uit buitenlandse onderzoeken geciteerd. Ik zag het probleem eerlijk gezegd niet zo, want het aantrekkelijke van zijn stukjes was juist dat hij vaak aan de hand van onderzoeken en stukken van anderen zijn eigen tegendraadse mening formuleerde.

Vorige week kwam ik bij het uitruimen van mijn boekenkast een knipsel tegen – ik had welgeteld één column van Bügel bewaard. Bij herlezing dacht ik “Hoe zou het nu met Peter Bügel zijn, en zou hij nog steeds publiceren?”
Via internet vond ik zijn e-mailadres en stelde ik diezelfde vraag. Tot mijn grote verrassing kreeg ik meteen dit antwoord – “Beste Holly, met veel genoegen heb ik je internetkrant bekeken. Ik heb tegenwoordig een pagina in de Nederlandstalige Scientific American en in G, het vakblad van de GGD. Wanneer je dat leuk lijkt kan ik altijd (bestaande) columns in jouw krant plaatsen.”

Dat was een aanbod dat ik niet kon laten schieten, dus vanaf dat moment publiceer ik in moors magazine de columns van Peter Bügel. Hieronder het knipsel dat me weer op zijn spoor zette, en hier links de links naar alle columns.

een oude column uit de volkskrant

deel twee...