Het meest inspirerende verhaal over Jezus Christus staat in het evangelie van Mattheus. Het is een verhaal dat niet waar gebeurd kan zijn omdat het over iets gaat dat nog moet gaan gebeuren. Het gaat over de terugkeer van Christus op aarde om zijn koninkrijk te stichten. Dat verhaal houdt mij al mijn leven lang bezig.

 

In Mattheus 25 wordt het verhaal verteld van Christus die terug komt op aarde om zijn koninkrijk te stichten. Dan selecteert hij degenen die zijn rijk binnen mogen op grond van de volgende criteria: ‘Want ik heb honger geleden en gij hebt mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt mij te drinken gegeven. Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt mij gehuisvest, naakt en gij hebt mij gekleed, ziek en gij hebt mij bezocht. Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot mij gekomen.’ Degenen die zo aangesproken worden vragen dan: ‘Wanneer hebben wij u hongerig gezien en gevoed, dorstig en hebben u te drinken gegeven, als vreemdeling gezien en gehuisvest, naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben  wij u ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot u gekomen?’ Dan zegt Christus: ‘Wat gij aan één van deze mijn minste medemensen hebt gedaan, hebt gij aan mij gedaan.’ Vervolgens vertelt hij aan degenen die hij afgewezen heeft om zijn koninkrijk binnen te treden dat ze niet zijn uitverkoren omdat ze hem niet hebben gevoed toen hij hongerig was, niet te drinken hebben gegeven toen hij dorst had, niet hebben gekleed toen hij naakt was, niet hebben gehuisvest toen hij vreemdeling was, niet hebben bezocht toen hij ziek was en in de gevangenis zat en ‘Wat gij niet aan één van deze mijn minste medemensen hebt gedaan, hebt gij ook niet aan mij gedaan.’ De boodschap die er vervolgens in dit evangelie staat is dat degenen die Christus welgevallig zijn daarvoor beloond zullen worden en degenen die Christus onwelgevallig zijn gestraft zullen worden.

 

Stel dat je Christus zou zijn en dat je op aarde bent teruggekeerd om een koninkrijk te stichten. Je wilt daar een paradijs van maken, een plaats waar het goed toeven is voor iedereen. Jij hebt, het is per slot van rekening jouw koninkrijk, de macht om mensen binnen te laten of niet. Voor wie zou je dan kiezen? Als je naar de maatstaven kijkt waarop Christus selecteert, dan zie je dat die maatstaven een grote garantie bieden dat de samenleving die uit de geselecteerde mensen bestaat, een prettige, eerlijke, warme samenleving zal zijn. In zo’n samenleving, met mensen die goed zijn voor deze (mijn) minste medemensen, hoef je helemaal niet bang te zijn om aan de onderkant van de samenleving te vertoeven. Dan wordt er goed voor je gezorgd.

 

Christus maakt, in dit verhaal, als koning duidelijk dat hij zich identificeert met ‘deze mijn minste medemensen’. Dat hij hun bestaansrecht als even belangrijk ziet als zijn eigen bestaansrecht. Dat betekent dat je, als jij ook de minste onder je medemensen evenveel bestaansrecht toekent als jezelf, je gelijk wordt aan Christus. Dat betekent ook dat je, als je op de minste onder je medemensen neerkijkt, op Christus neerkijkt. Geen wonder dat je dan niet door Christus uitverkoren wordt. Ook ik zou niemand in huis halen die op me neerkijkt. Zo’n gast zal zich, als hij de kans krijgt, al snel alles toe-eigenen waar hij de hand op kan leggen. De koelkast leeghalen, rotzooi laten slingeren, die ik dan vervolgens, ik ben immers de gastheer, op mag ruimen. Binnen de kortste keren ben je dan de slaaf van zo’n gast. Volgens mij is dat de ware reden waarom Christus de selectie maakt die hij maakt. Het is immers zijn bedoeling om een paradijs van zijn koninkrijk te maken.

 

Als je dit verhaal goed leest, dan nodigt het verhaal je uit om als Christus te worden door je met de minste onder de medemensen te vereenzelvigen. Je kunt niet minder dan Christus zijn, want Christus vereenzelvigt zichzelf met de minste onder de medemensen. En minder dan de minste kun je nooit worden. Als je niet gelijk wilt zijn aan Christus, kun je niet anders dan op Christus neerkijken. Christus boven je plaatsen kan helemaal niet. Er is geen Christus boven je.

 

Dit verhaal, zoals dat in het evangelie van Mattheus staat, is een parabel, geen echt gebeurd verhaal. Het is een parabel die ons iets kan leren. Het is een parabel met een sterke moraal. Het lijkt te gaan over belonen en straffen, maar dat is slechts de buitenkant. Het gaat er volgens mij om, je te laten nadenken over de keuzes die je maakt in je relatie met anderen. Erken je het bestaansrecht van de minste onder je medemensen of ontken je dat juist. Erken je dat je gelijk bent aan de koning (Christus) of plaats je jezelf boven de koning. En als je je boven de koning plaatst, is het dan niet terecht dat die koning je de toegang tot zijn koninkrijk weigert? Niet om je te straffen, maar om het koninkrijk, en de minste onder de medemensen die daar vertoeven, tegen jouw verderfelijke invloed te beschermen.

 

Voor mij heeft Christus niets met God te maken, maar is het een voorbeeldfiguur, zoals Boeddha. Of Christus werkelijk bestaan heeft of niet, doet er feitelijk niet toe. Het bovenstaande verhaal is niet werkelijk gebeurd. Dat kan ook niet, het verwijst namelijk naar een verre toekomst. Het is ook geen verhaal dat Christus zelf heeft verteld. Bij mijn weten komt het ook alleen in Mattheus voor. Waarschijnlijk is het dus een verhaal dat verzonnen is door Mattheus. En ook Mattheus heeft het ergens vandaan. Het idee dat een heerser zich identificeert met de minste onder de medemensen is al veel ouder en komt reeds voor in de Dao De Jing:

 

De oorsprong van kostbaar is goedkoop.

Het fundament van het hoge is het lage.

Dat is de reden waarom notabelen en heersers zichzelf, in naam,

vereenzelvigen met wezen, armoedzaaiers en hongerlijders.

Is dat niet wat weinig waarde heeft als basis nemen?

Nou? Niet dan?

 

Dat boek is honderden jaren ouder dan het evangelie van Mattheus. Zo zie je dat bepaalde ideeën van alle tijden zijn, en zeker niet gebonden aan de een of andere religie. Het idee dat de heerser gelijk is aan de minste onder zijn medemensen, is een inspirerend idee. Een mens heeft niet meer bestaansrecht dan een ander door de positie die hij of zij inneemt. Een heerser heeft evenveel bestaansrecht als de minste onder zijn medemensen. Het bestaansrecht van alle mensen hoort, wat voor verschillen er ook tussen mensen zijn, gelijk te zijn. Dat betekent dat we er voor moeten zorgen dat het bestaansrecht van de minste onder onze medemensen wordt gewaarborgd. Zo brengen we het paradijs op aarde ietsje dichterbij.