
de ontwikkeling van mijn denken door ruud moors 23 de oorsprong van scalperen
‘Tecumseh,’ heette het boek van Fritz Steuben waarin ik voor het eerst las dat blanken zich schuldig maakten aan scalperen. Tot dan had ik alleen maar gehoord van indianen die elkaar en blanken scalpeerden, maar nu las ik dat het scalperen door blanken was geïntroduceerd en ook waarom. Voor elke scalp konden indianenjagers geld krijgen. Om te bewijzen dat je een indiaan gedood had, kon je een scalp inleveren. Dan kreeg je die premie. Ik had dat scalperen, als kind, altijd geassocieerd met wilden (indianen) die niet beter weten. En nu kwam ik erachter dat ‘wij’ daarmee begonnen waren, althans degenen waarmee ik me tot dan toe had geïdentificeerd; de ‘cowboys’, mijn blanke medemensen. Door dat boek vielen de schellen van mijn ogen. Zo bedrieglijk kon de waarheid zijn. Vanaf dat moment identificeerde ik me met indianen. Degenen wiens leefruimte hen was ontnomen, niet op de harteloze dieven en rovers uit Europa met hun krankzinnige idee dat de wereld in bezit genomen kan worden en hen toe kan behoren. Jezelf als deel van de wereld beschouwen is toch veel logischer dan denken dat je de wereld bezitten kan. Hoe meer ik over de oorspronkelijke bewoners van het continent Amerika las, hoe meer sympathie ik voor ze kreeg en hoe meer ik me realiseerde hoe wreed de invasie van ons, Europeanen, was geweest.
Het is een droef verhaal. De wreedheden die de stamvaders van de Amerikaanse samenleving hebben begaan, om zich toe te eigenen wat anderen nodig hadden om te kunnen bestaan. Dat je bezit boven bestaan kan stellen, dat vind ik zo’n raar idee. En dat je daar trots op zou kunnen zijn, vind ik helemaal onbegrijpelijk.
Om het grondgebied waar dit continent uit bestond, in bezit te kunnen nemen, was het nodig om de oorspronkelijke gebruikers te verjagen, of te elimineren. Er werd een premie gezet op elke ‘indiaan’ die werd gedood. Maar omdat het verslepen van zo’n dode ‘indiaan’ nogal wat voeten in de aarde had – hoe meer je er gedood had, hoe zwaarder het werd om al die lichamen te vervoeren – besloot men dat een huid ook voldoende bewijs was. Omdat Indianenjagers ook vaak pelsjagers waren, was die stap gemakkelijk gezet. De term ‘roodhuiden’ komt daar vandaan. ‘Hoeveel roodhuiden heb je vandaag voor me?’ Die huiden waren rood; rood van het bloed. Als we het over ‘roodhuiden’ hebben is dat letterlijk een verwijzing naar een gestroopte indiaan. Maar ook het meenemen van een grote aantal roodhuiden was een heel gesleep. Elke indiaan heeft maar één scalp. Dus om het de ‘jagers’ makkelijker te maken werd een scalp meenemen ook als bewijs geaccepteerd van een dode indiaan. Dat maakte het vervoeren van bewijs een stuk gemakkelijker. En het innen van premies ook.
Ik was tien, hooguit elf jaar toen ik dat boek las. Het gaf me verschillende nieuwe inzichten, inzichten die me voorheen onbekend waren en die me nog steeds onwaarschijnlijk voorkomen. Dat mensen zoals wij zelf zo wreed kunnen zijn, ik was er zwaar van onder de indruk. Ik twijfelde niet aan het waarheidsgehalte van het boek, of aan de waarachtigheid ervan, moet ik eigenlijk zeggen, daarvoor klopte het verhaal te goed. Dingen kunnen dus precies omgekeerd zijn dan je denkt. In dit geval had ik me geïdentificeerd met degenen die op me leken. Dat moesten de ‘goeden’ wel zijn. Scalperen was iets dat ‘wij’ natuurlijk niet deden. Daar moest je een ‘wilde’ voor zijn. En nu bleek ik me daarin vergist te hebben. Het bleek precies andersom te zijn. Ik denk dat ik fysiek niet gejankt heb. Als jongen die een man wilde zijn, liet ik mijn emoties niet zien. Maar van binnen huilde ik; om de verhalen die ik las, om de onvoorstelbare wreedheden die beschreven werden, om het verlies in vertrouwen in wat mensen om me heen vertellen, om het besef dat niets wat je verteld wordt waar hoeft te zijn. Integendeel. En dat degenen die op je lijken niet altijd degenen zijn met wie je je wilt identificeren. Van binnen huil ik nog steeds, iedere keer als ik er aan denk. Vanaf dat moment raakte ik geïnteresseerd in de cultuur van de oorspronkelijke Amerikanen en identificeerde ik me met hun leed. Tegelijkertijd relativeerde ik mijn eigen cultuur, nam er meer afstand van.
Ik las ergens dat je identiteit ontstaat door je te identificeren. Als je je met iemand anders identificeert, wordt die andere persoon een deel van jouw identiteit. Als je je met alle mensen identificeert, dan is de hele mensheid deel van je identiteit. Met andere woorden; met hoe meer mensen je je identificeert, hoe groter je identiteit. Als je veel mensen buiten sluit, dan zul je alleen daardoor al een kleine identiteit hebben. Dat betekent dat je, om een identiteit te hebben, je moet identificeren. Daardoor maak je je identiteit. Je identiteit zoeken zonder je actief te identificeren is raar. Dat is net zoiets als zoeken naar een tekening die je nog niet gemaakt hebt. Met andere woorden; je identiteit wordt niet bepaald, die bepaal je zelf, en de manier waarop je dat doet is door je te identificeren.
Hoe is het mogelijk dat je je zo slecht kunt identificeren met een ander dat je het bestaansrecht van die ander van minder waarde acht dan het bezitsrecht dat je jezelf toekent? Hoe kan het recht van de een om ongelimiteerd te mogen bezitten belangrijker zijn dan het bestaansrecht van een ander medemens?
‘WIE KIN DAT NOE?’
Dat dacht ik. Hoe kan dat nou?
Ik heb daar geen antwoord op.
Ik weet het niet.
Ik vermoed dat het niet te begrijpen is.
Stel dat je een miljard dollar kan krijgen, maar dan moet je daar wel 30 jaar van je leven voor opgeven. Zou je dat doen? Of zijn die 30 jaar belangrijker dan een miljard dollar? Met andere woorden; wat vind je belangrijker, je bezit of je bestaan? Ik denk dat vrijwel iedereen voor het bestaan zou kiezen, niet voor het bezit. Maar als je je eigen bestaan belangrijker vindt dan bezit, geldt dat dan niet net zo voor anderen? Het lijkt mij duidelijk dat dat wel zo is. Daarom is bestaansrecht belangrijker dan bezitsrecht.
Alleen als je je niet identificeert met je medemens, kun je je eigen bezitsrecht boven het bestaansrecht van een ander plaatsen. Maar als je dat doet dan geef je de ander ook het recht om tegenover jou eenzelfde houding aan te nemen. Dan moet je ook accepteren dat jouw bestaansrecht ondergeschikt is aan het bezitsrecht van een ander.
Het is een gebrek aan identificeren dat mensen ertoe brengt het bestaansrecht van anderen ondergeschikt te maken aan hun eigen bestaansrecht of zelfs aan hun bezitsrecht. Daarmee maken die mensen hun eigen bestaansrecht ook ondergeschikt aan andermans bestaansrecht en bezitsrecht. Dat leidt tot oorlog, genocide, moorddadige rooftochten en slavernij. Alle ellende van de wereld komt voort uit het idee dat het eigen bestaansrecht en bezitsrecht boven het bestaansrecht van anderen staat. Dan val je een continent binnen, vermoordt de daar aanwezige bevolking en verovert de gebieden waar zij voorheen leefden. Dat dat geen basis is voor een vredige samenleving hoef ik, denk ik, niet echt uit te leggen.
Ik weet hoe het in elkaar steekt. Ik weet hoe het werkt. Maar begrijpen doe ik het niet.
15 Miljardairs
16 Mensenoffers