Als kind dacht ik dat alle mensen in principe gelijk waren. Nou ja, niet helemaal natuurlijk; mijn broer was bijvoorbeeld heel verlegen, terwijl ik dat juist helemaal niet was, maar toch, in de aard was ieder mens hetzelfde. Dat mensen verschillend waren kwam doordat ze in verschillende gezinnen opgroeiden. Ik was zelf nogal licht ontvlambaar en dacht vaak dat ik blij mocht zijn dat ik niet in een asociaal gezin terecht was gekomen, omdat ik dan wellicht een kwaadaardiger persoon zou zijn geworden. Niet omdat dat mijn aard was, maar omdat de omgeving me zo zou hebben beïnvloed.

 

Toen ik in een psychiatrische inrichting werkte, werden er soms mensen opgenomen die gediagnostiseerd werden als psychopaat. Dat waren allemaal mensen die uit een asociale omgeving kwamen, dus werd ik bevestigd in mijn idee dat je niet door je aard maar door je omgeving psychopaat werd. In dat idee stond ik zeker niet alleen.

In diezelfde periode wilde professor Buikhuizen onderzoek doen naar de hersenen van misdadigers om te kijken of er iets in de structuur van die hersenen te vinden was dat dat misdadige gedrag kon verklaren. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was dat vloeken in de kerk. Hij werd in de media publiekelijk aan de schandpaal genageld, alleen al omdat hij durfde suggereren dat misdadig gedrag te maken zou kunnen hebben met de structuur van de hersenen.

 

Dat je denkt dat de mens van nature goed is, dat mag. Dat je denkt dat de mens van nature slecht is, dat mag ook. Maar je moet wel kiezen. De Chinese wijsgeer Mencius ging ervan uit dat de mens van nature goed is, maar door omgevingsfactoren tot het kwade wordt aangezet. In dezelfde tijd (zo’n vijfhonderd jaar voor Christus) beweerde de Chinese wijsgeer Xunzi het tegenovergestelde, namelijk dat de mens van nature slecht is, maar dat omgevingsfactoren de mens kunnen dwingen tot het goede. Wie heeft gelijk?

 

Mijn favoriete boek van John Steinbeck is ‘East of Eden’. Van alle romans die ik ooit gelezen heb is dit de roman geweest die mij het meest heeft beïnvloed. Het heeft mijn denken over kwaad en goed voorgoed veranderd. In het boek beschrijft hij een vrouw die, met een enigszins sadistische inslag, gewetenloos haar eigenbelang nastreeft. Steinbeck wijt dat niet aan haar omgeving, aan haar ouders bijvoorbeeld, maar vraagt zich in het boek af of gewetenloosheid niet gewoon aangeboren kan zijn. Toen ik het boek las, ik was zo’n jaar of vijfentwintig, was dat een gedachte die als een schok bij me binnenkwam. Zou het kunnen dat gewetenloosheid een karaktereigenschap is? Door de beschrijving die hij in zijn boek van dit fictieve karakter geeft, werd ik verleid om die mogelijkheid in ieder geval niet uit te sluiten.

 

Een hersenonderzoeker kreeg, nog niet zo lang geleden, de opdracht om verschillende hersenscans te bestuderen, om te kijken of hij er overeenkomsten in kon ontdekken van afwijkingen ten opzichte van normale hersenen. Dat bleek hij te kunnen. Hij gaf precies aan wat er anders was in de structuur van die hersenen en kreeg toen te horen dat al deze hersenen toebehoorden aan gewelddadige psychopaten. Van een tante hoorde hij dat er in hun familie ook psychopaten zaten. Lizzy Borden bleek een verre verwante. Hij besloot de hersenen van zijn familieleden te onderzoeken. Nadat hij die allemaal gescand had, ging hij ze eens rustig bekijken. Alle hersenen hadden een normale structuur, behalve één paar hersenen. Die hadden dezelfde structuur als de hersenen van psychopaten. Natuurlijk was hij nieuwsgierig aan wie die hersenen toebehoorden. Toen hij ging kijken bleken ze van hemzelf te zijn. De enige conclusie die hij kon trekken was, dat dat betekende dat hij een psychopaat was. Ineens vielen er allerlei puzzelstukjes op hun plaats. Hij wist bijvoorbeeld wel dat je, als je moet kiezen tussen een begrafenis van een dierbare of gaan golfen, dat je dan voor die begrafenis moet kiezen, maar hij voelde dat niet. Als het aan hem lag ging hij liever golfen. ‘Maar als ik psychopaat ben, waarom ben ik dan geen gewelddadige moordenaar geworden?’ vroeg hij zich af. Toen hij zijn jeugdfoto’s nog eens bekeek, besefte hij waarom. Hij was liefdevol opgevoed, had het altijd naar zijn zin gehad en had dus geen enkele reden gehad om gewelddadig te worden, omdat hij feitelijk op een andere manier zijn behoeftes had leren bevredigen.

 

Psychopaten zijn weliswaar gewetenloos, maar dat wil niet zeggen dat het ook slechte mensen zijn. Voor de mensen die het tegenovergestelde van psychopaten zijn, hebben we niet echt een term. Steinbeck beschrijft in ‘East of Eden’ een van de twee zonen van de gewetenloze vrouw als iemand die engelachtig is, met een neiging om extreem moralistisch te zijn, die daarom door iedereen als goed gezien wordt. Hij lijkt het tegenovergestelde van zijn moeder, maar Steinbeck weet, door zijn beschrijving, duidelijk te maken dat ook deze persoon, net zo als zijn moeder, geen enkele empathie voor zijn medemensen toont. Volstrekte moraliteit en volstrekte a-moraliteit lijken in dat opzicht twee kanten van dezelfde medaille. In die zin dat iemand met een te groot besef van a-moraliteit en iemand met een te groot besef van moraliteit daardoor allebei op hun medemensen neerkijken en hun medemensen afwijzen. Van medeleven is dan geen sprake meer.

 

Ik geloof niet meer dat de mens van nature goed is, maar ik geloof ook niet dat de mens van nature slecht is. Wat goed en slecht is, is sowieso niet altijd even goed te onderscheiden. Goede bedoelingen kunnen kwade gevolgen hebben en andersom. Ik geloof in de gevarieerdheid van mensen. Als Mencius zegt dat de mens van nature goed is, dan zegt hij ook iets over zichzelf, als Xunzi zegt dat de mens van nature slecht is, dan zegt dat ook iets over hemzelf. Om het kort door de bocht te zeggen: ‘Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten.’

 

Ik heb ergens gelezen dat ongeveer 1 procent van de mensen psychopaat is en dus geen geweten heeft en geen empathie voelt voor zijn of haar medemensen. Stel dat dat waar is, en dat aan de andere kant van het spectrum 1 procent van de mensen een optimaal functionerend geweten heeft en een grote empathie voelt voor de medemens. Dan zit 98 procent van de mensen tussen die twee extremen in, met een piek ergens in het midden. Dan betekent dit, dat de meeste mensen een redelijk functionerend geweten hebben en zich ook redelijk kunnen inleven in anderen. Dat betekent dat de meeste mensen meestal gewoon aardig zijn.

 

In Engeland staat een grote kas waarin allerlei biotopen zijn nagebouwd. In die kas zitten kleine openingen om lucht door te laten. Die openingen zijn groot genoeg voor kleine vogels maar te klein om roofvogels door te laten. Daardoor heeft zich in die kas een kolonie mussen gevestigd die daar al verschillende generaties woont. Buiten de kas verdragen die mussen elkaars aanwezigheid niet heel erg goed. Ze verdedigen hun territorium fel. Maar binnen die kas doen ze dat niet en vertoeven ze zonder problemen dicht bij elkaar in de buurt. Die verandering heeft zich binnen een paar generaties voltrokken. Het verschil tussen het leven binnen en buiten de kas maakt het verschil in tolerantie. Buiten de kas is voedsel moeilijker te vinden en is er een constante levensbedreiging door roofvogels. Binnen de kas is er meer dan voldoende voedsel te vinden en is er geen roofvogel-stress. Die omgevingsfactoren zijn dus uitermate belangrijk voor de onderlinge tolerantiegraad tussen deze mussen. Het ontbreken van stress maakt het tolerantievermogen groter. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat het toevoegen van stress het tolerantievermogen kleiner maakt.

 

Chaos veroorzaakt onzekerheid en stress. Competitiedwang doet hetzelfde. Vandaar dat mensen die normaliter aardig zijn, in situaties die ze als bedreigend of onzeker ervaren veel minder in staat zijn tot tolerantie en in extreme gevallen geen enkele empathie meer kunnen koesteren voor hun medemensen. Voor die psychopaten die enigszins een roofdierenmentaliteit hebben, is zo’n situatie uitermate gunstig. De hele samenleving wordt op zo’n moment hun kant op getrokken. Hoe meer chaos en onzekerheid, hoe groter de mogelijkheden voor dergelijke psychopaten om daar, voor eigen gewin, misbruik van te maken. Hoe meer ze ook de kwaadaardige kant van gewone mensen kunnen bespelen. De neiging om te denken dat de aangeboren aard van de mens slecht is, wordt daardoor bevestigd. Op het moment dat de rust weer wordt hersteld en daardoor de stress wordt vermindert, worden de gewone aardige mensen weer toleranter ten opzichte van elkaar en anderen. Dan wordt de samenleving als het ware weer de empathische kant op getrokken. Dan wint het idee dat de mens van nature goed is ook weer terrein.

 

Als je naar de geschiedenis van de mensheid kijkt, dan zie je dat die periodes elkaar steeds afwisselen. In periodes van rust is er genoeg voor iedereen, zijn de verschillen tussen rijk en arm het kleinst, wordt er vooral samengewerkt en is er een relatief grote tolerantie voor mensen die afwijken of die zwak en weerloos zijn. In periodes van chaos groeien de verschillen tussen arm en rijk, hebben enkelen een enorm overschot terwijl velen een tekort hebben. Dan draait alles om competitie en is er steeds minder tolerantie voor mensen die afwijken of die zwak en weerloos zijn. De mens is niet van nature goed of van nature slecht. mens bestaat niet. Er zijn mensen die geen geweten hebben en geen empathie koesteren, en er zijn mensen die dat in extreme mate wel hebben. De meeste mensen zitten er tussen in. Het lijkt mij voor iedereen goed als de mensheid zo min mogelijk stress kent. Ook een psychopaat heeft daar voordeel van. Hoe toleranter die wordt opgevoed, hoe beter het is. Als we de mensheid willen verbeteren is er eigenlijk maar één manier; stress verminderen. En hoe verminder je stress? Door te zorgen dat ieder mens bestaanszekerheid heeft en geen angst hoeft te hebben dat zijn of haar bestaansrecht wordt aangetast. Simpel toch?