Mijn vader kende mijn moeder van de winkel waar ze werkte en waar hij zijn sigaretten kocht. Hij had een oogje op haar, maar van een afspraakje was het nog niet gekomen. Een andere vent had, dacht mijn moeder, een afspraakje met haar gemaakt bij een bushalte. Daar stond mijn moeder te wachten toen mijn vader met een stel vrienden langs kwam. ‘Wat doe jij hier?’ vroeg mijn vader. ‘Ik heb een afspraakje met iemand maar die komt maar niet opdagen,’ zei mijn moeder. “Hoe lang wacht je hier al?’ vroeg mijn vader. ‘Ruim een half uur,’ antwoordde mijn moeder. ‘Nou, die komt niet meer,’ concludeerde mijn vader, ‘waarom ga je niet met ons mee?’ Dat vond mijn moeder wel een goed idee.

 

Als die vent waarmee mijn moeder een ‘afspraak’ had wel op tijd of zelfs maar een kwartier te laat was geweest, dan had mijn vader haar niet bij die bushalte getroffen, niet aan kunnen spreken en dan was er een redelijke kans geweest dat het nooit wat tussen hen was geworden. Dan was ik er nooit geweest. Ook mijn broer en zus zouden dan nooit zijn verwekt.

 

Mijn grootmoeder had, voor haar dertigste, een paar vrijers gehad, maar had die verkeringen op last van haar broer moeten afblazen. Omdat ze een vrouw was, was ze, in die tijd, handelingsonbekwaam tot haar dertigste. Doordat haar broer haar had verboden om die verkeringen voort te zetten was ze op haar eenendertigste nog steeds vrijgezel. Mijn grootvader, die ongeveer even oud was, was ook nog vrijgezel. Hij liep elke dag langs het huis waar mijn grootmoeder als huishoudhulp werkte en werd verliefd toen hij haar daar de ramen zag lappen. Na een tijdje sprak hij haar aan en kregen ze verkering. Ook dit keer verbood mijn grootmoeders broer deze verkering, maar ze had geen toestemming van hem meer nodig, omdat ze de dertig gepasseerd was. Niet lang daarna trouwde ze met mijn opa. Mijn moeder was hun tweede kind. Als de broer van mijn oma haar niet verboden had verkering te hebben voor haar dertigste, was ze waarschijnlijk al eerder met iemand anders getrouwd. Dan was mijn moeder nooit geboren en dan had mijn vader haar ook nooit ontmoet. Dan waren mijn zus, broer en ik er ook niet geweest.

 

Het feit dat ik besta hangt van de toevalligheden aan elkaar. En niet van een paar toevalligheden maar van letterlijk triljoenen toevallige gebeurtenissen die toevallig zo in elkaar grepen dat er dat ene moment ontstond waarop ik verwekt kon worden. De kans dat je wordt geboren is ongelofelijk klein. Nadat het bestaan toevalligheid op toevalligheid op toevalligheid heeft gestapeld, is er een fractie van een seconde waarin die ene zaadcel zich bij die ene eicel kan voegen om dat unieke wezen dat je bent te doen ontstaan. Als er duizend jaar geleden ook maar één gebeurtenis anders was gelopen dan zou de kans dat jij of ik nu zouden bestaan een stuk kleiner zijn geweest.

 

Even een gedachte-experiment:

Duizend jaar geleden was er een meisje in een dorp in Duitsland dat uit wandelen ging. Ze wandelde wat doelloos rond en kwam op haar wandeling een zwerver tegen die haar verkrachtte. Daar raakte ze zwanger van. Van het kind dat daaruit geboren werd stammen jij en ik af. Hoe ik dat weet? Om mij te produceren waren twee ouders nodig, die ieder ook weer twee ouders hadden  en die grootouders hadden ieder ook weer twee ouders. Dan krijg je het volgende rijtje getallen, waarbij ik getal 1 ben: 1, 2, 4, 8, 16, 32, 64, 128, 256, 512, 1024, etcetera. Tien generaties terug had ik dus 1024 voorouders, die ieder tien generaties daarvoor 1024 voorouders hadden (dat waren er dus twintig generaties geleden al ruim 1 miljoen). Duizend jaar geleden is meer dan dertig generaties geleden. Dat betekent dat het aantal voorouders dat er nodig waren om mij uiteindelijk te produceren meer dan een miljard bedroeg. Zoveel mensen leefden er toen in de hele wereld niet. De kans dat ik dus niet afstam van dat kind dat uit die verkrachting geboren werd, is nihil. Dat geldt niet alleen voor mij, maar voor zowat iedereen die nu leeft. Maar stel dat dat meisje niet uit wandelen was gegaan, maar gewoon thuis was gebleven. Dan had ze die zwerver niet ontmoet, was ze niet verkracht en niet zwanger van hem geworden en had ze het kind dat ze daardoor ter wereld heeft gebracht nooit ter wereld gebracht. Dan was ik nooit geboren. En de kans dat jij, lezer, dan wel geboren zou zijn, is ook heel erg klein, om niet te zeggen nihil. Als het die dag geen mooi weer was geweest, maar als de regen met bakken uit de lucht was komen vallen, waardoor ze nooit op het idee van een wandeling was gekomen, dan waren er nu weliswaar ongeveer evenveel mensen geweest, maar wij zouden van die mensheid geen deel hebben uitgemaakt, net zo min als al die andere mensen die we kennen. Elvis Presley was dan nooit geboren, Marilyn Monroe, Einstein, Freud, Mao, Hitler, Stalin, ze hadden geen van allen bestaan. Dan had de wereld er totaal anders uit gezien. Hoe anders? Ik heb geen idee, maar de kans dat dezelfde ontdekkingen en uitvindingen op dezelfde momenten waren gedaan is nihil. Dat de wereld is zoals hij is; het hangt allemaal van het toeval af.

 

Als één gebeurtenis in het leven van een dorps meisje al zo’n enorme impact kan hebben op de geschiedenis van de mensheid, dan betekent dat, dat toeval de belangrijkste reden is waarom de wereld is zoals hij is. Iedere gebeurtenis in het leven van iedereen bepaalt uiteindelijk hoe de wereld er uit gaat zien. Als je er voor kiest om vandaag in bed te blijven liggen dan bepaalt dat de wereldgeschiedenis net zoveel als wanneer een wetenschapper een belangrijke wetenschappelijke ontdekking doet. Maar als je er voor kiest op te staan ook. Het toeval vindt plaats, waar je ook toevallig voor kiest.

 

Dat het universum is ontstaan is (met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) puur toeval. Dat het universum de geschiedenis heeft doorgemaakt die het heeft doorgemaakt is ook al puur toeval. Dat, na de explosie van de ster die onze zon en de planeten eromheen heeft veroorzaakt, juist die brokstukken tegen elkaar zijn gebotst die de aarde hebben gevormd, dat die aarde de afstand tot de zon heeft die hij heeft, allemaal toeval. Dat de aarde precies aan de voorwaardes voldeed voor het ontstaan van cellulair leven, puur toeval. Dat de ijstijden elkaar opvolgden zoals ze dat deden en daardoor het leven zich liet ontwikkelen zoals het leven zich ontwikkeld heeft, puur toeval. Dat zeshonderd miljoen jaar geleden cellen zich tot meercellige organismes samenvoegden, en dat die organismes, door allerlei gebeurtenissen zich tot landleven ontwikkelden, puur toeval. Dat de dinosauriërs uitgestorven zijn door de inslag van een meteoriet, puur toeval. Dat daardoor de zoogdieren succesvoller werden en primaten vormden met als vreemde zijtak de Homo Sapiens, puur toeval. Dat het klimaat de laatste veertienduizend jaar geen ijstijden van betekenis kende, waardoor de mens de landbouw en veeteelt kon ontwikkelen, met alle gevolgen van dien, puur toeval. Dat we er zijn, en dat onze wereld is zoals hij is, allemaal toeval. Dat de computer waarop ik dit stukje tik bestaat is ook al puur toeval. Dat ik denk wat ik denk is ook al toeval. Ik ben namelijk zo gaan denken door al het denken dat aan het mijne vooraf is gegaan. Zonder de filosofen, schrijvers, wetenschappers en gewone wijze mensen die mij in mijn denken hebben gevoed, was ik nooit op al deze ideeën gekomen. En ook het bestaan van al die filosofen, schrijvers, wetenschappers en gewone wijze mensen hing van het toeval af.

 

Alles is toeval.

Ook het feit dat jij dit leest. Dat je er bent is toeval, dat je kunt lezen is toeval, dat je dit stukje hebt uitgekozen om te lezen is ook al toeval. Dat er zoiets als bestaan is, is toeval. Elk plan dat ooit is bedacht kon alleen maar bedacht worden doordat degene die dat plan bedacht toevallig was ontstaan en kon bouwen op alle plannen die toevallig voor zijn bestaan al waren ontstaan. Niets ontkomt aan het toevallig zijn.

Alles is toeval!