Toen ik tien was raakte ik, door een verhuizing van ons gezin naar een ander deel van de stad, het contact met mijn boezemvriend Frans van Rooij kwijt. In datzelfde jaar werd mijn toekomstige echtgenote, met wie ik nu ruim 21 jaar getrouwd ben, geboren. Toeval? Ik dacht het wel. Mijn oom, de broer van mijn vader, was getrouwd met een zekere Mia. De vrouw van de beste vriend van mijn vader heette ook Mia. Dat was ook de naam van mijn eerste echtgenote. Toeval? Ik dacht het wel. Mijn eerste echtgenote leerde ik kennen toen ze 24 jaar oud was. De tweede vrouw waarmee ik een langdurige relatie had, was ook 24 toen ik haar leerde kennen en mijn huidige echtgenote was, toen we elkaar ontmoetten ook 24 jaar oud. Toeval? Ik dacht het wel.

Mijn leven hangt van de toevalligheden aan elkaar. Toen ik zeventien was wilde ik naar de kunstacademie en was op weg om me aan te melden toen ik aangereden werd door een auto en daardoor een maand in het ziekenhuis doorbracht. Toen ik uit het ziekenhuis kwam, zag ik een programma over Santpoort, een psychiatrische inrichting. Ik besloot impulsief dat ik daar wilde gaan werken als leerling-verpleegkundige en solliciteerde. Door dat programma hadden ze veel sollicitanten dat jaar. Of het daar aan lag, weet ik niet, maar ik werd niet aangenomen. In eerste instantie wist ik niet goed wat ik moest doen. Ik was er eigenlijk van uit gegaan dat ik aangenomen zou worden. Ik besloot vervolgens op twee plaatsen tegelijk te solliciteren, in de hoop dat er dan wel een inrichting bij zou zitten die me aan zou nemen. Duin en Bosch had mijn voorkeur, ook omdat het dicht bij de duinen lag. Ik werd echter eerder aangenomen op Coudewater in Rosmalen. Ik durfde er niet op te gokken dat ik bij Duin en Bosch aangenomen zou worden dus accepteerde ik het aanbod van Coudewater en begon er in augustus. Ik werkte er net toen ik bericht kreeg van Duin en Bosch dat ik daar ook aangenomen was. Maar ik woonde al in Den Bosch en was al op Coudewater begonnen, dus besloot ik er te blijven. Had ik er voor gekozen alsnog naar Duin en Bosch te gaan dan was mijn leven heel anders verlopen. Dan had ik Mia, mijn eerste echtgenote, nooit ontmoet en was ik ook nooit met haar getrouwd en overigens ook nooit van haar gescheiden.

Sommige mensen zullen zeggen: ‘Ja, maar dat heeft gewoon zo moeten zijn!’ maar dat vind ik een raar standpunt. Ik geloof dat je toekomst altijd open ligt en bepaald wordt door de keuzes die je, al dan niet arbitrair, maakt. Ik heb altijd gaandeweg geleefd. Eigenlijk heb ik nooit een duidelijk doel voor ogen gehad. Ik wist weliswaar heel vroeg dat ik kok wilde worden, maar dat was geen weldoordachte keuze. Ik vond het leuk om met pannetjes op het vuur bezig te zijn en voedsel te produceren, maar wat ik deed stelde eigenlijk niet zoveel voor. Achteraf vraag ik me af of ik kok zijn wel echt leuk had gevonden of dat ik daar vrij snel op uitgekeken was geraakt. Het is jammer dat ik het nooit heb kunnen uitzoeken, omdat mijn moeder het geen beroep voor me vond. Dat heeft mijn eigen weg wel degelijk verstoord.

De verpleging bleek niks voor mij. Na een tijdje als fabrieksarbeider en magazijnbediende en manusje van alles gewerkt te hebben, kwam ik uiteindelijk op de kunstacademie terecht. Ik had tekenen altijd leuk gevonden. Mijn motivatie was dan ook alleen maar om legitiem te mogen tekenen. Op de kunstacademie kwam ik er achter dat ik maar een matig talent heb, maar door hard te werken, leerde ik er wel veel. Toch had ik niet het gevoel dat mijn leven gelukt was. Ik keek nogal op tegen mensen die wel gemakkelijk in staat bleken zich maatschappelijk aan te passen, iets waar ik nogal moeite mee had. Ik was dan ook verbaasd toen een vriendin, die geen enkele moeite had met het veroveren van een maatschappelijke positie, verklaarde dat ze jaloers op mij was, omdat ik altijd mijn eigen weg volgde. Dat zou zij ook wel willen durven, zei ze. Voor mij was dat geen kwestie van durven. Als ik zou kunnen kiezen, zou ik me hebben willen kunnen aanpassen. Dan had ik de verpleging afgemaakt om vervolgens als verpleegkundige door het leven te gaan. Ik was eigenlijk jaloers op haar, omdat zij wel, met gemak, aan de eisen die daaraan gesteld werden, kon voldoen. Het was geen keuze geweest die me, uiteindelijk naar de kunstacademie had gebracht, maar toeval. Als ik niet, tot twee keer toe, als leerling-verpleegkundige was ontslagen, was dat nooit gebeurd.

De toekomst is voor mij altijd open geweest. Ik had geen idee welke richting ik uiteindelijk op zou gaan en vond dat, na de kunstacademie, ook niet echt belangrijk meer. Op de kunstacademie had ik ontdekt dat kunst maken voor mij niet essentieel is. Liever dan, net als van Gogh, een groot kunstenaar te zijn, maar een ongelukkig mens, wilde ik liever een gelukkig mens zijn en desnoods een klein kunstenaar. De kunst om gelukkig te zijn, leek me de enige kunst die er echt toe doet. Ik wilde geen kunst maken maar de levenskunst beoefenen. Creatief leven. Ik kwam er, op die manier, achter dat ik niet zozeer een doel in de toekomst heb, iets waarnaar ik wil streven, maar dat het om de reis zelf gaat, de reis door de tijd dus. Die reis wil ik zo intensief mogelijk beleven. Over het eindpunt maak ik me niet druk, die staat van tevoren vast. Wanneer dat eindpunt arriveert natuurlijk niet, maar dat doet er voor mij ook niet zo toe. Als ik van het reizen een kunstwerk maak, ben ik altijd waar ik wezen moet, waar ik ook ben en wanneer ik ook ben. Toch is dat niet hetzelfde als in het nu leven. Dat vind ik zo’n flauwekul. Als je in een trein zit ben je altijd ergens en toch kun je nooit zeggen dat je nu hier bent, omdat je daar al niet meer bent op het moment dat je dat zegt. Onderweg zijn betekent dat je van het verleden naar de toekomst gaat en het nu is het nulpunt tussen dat verleden en de toekomst. Met andere woorden; er is geen nu. Ik ben onderweg en ik ben waar ik op dat moment ben, met een sterk besef van het verleden en een grote nieuwsgierigheid naar de toekomst. De reis die ik tot nu toe gemaakt heb, hangt van toevalligheden aan elkaar; toeval op toeval op toeval. En de toekomst is daar de uitkomst van, van al die toevalligheden en zal ook weer bepaald worden door toeval.

Ligt er dan niets vast? Jawel. Het bestaan is zoals het is door toeval en dat toeval bepaalt weer hoe het bestaan zal zijn. Dat is in het algemeen zo en dat is ook specifiek zo. Ook mijn bestaan, en zelfs het feit dat ik besta, hangt van de toevalligheden aan elkaar en ook wanneer het eindigt hangt van het toeval af. Zoals de tandarts van mijn tante zei, toen ze vroeg hoe lang ze nog met haar tanden zou doen: ‘Ach, als u morgen onder een bus komt, heeft u er uw leven lang mee gedaan!’

Ruim vijftien jaar geleden zat ik te zappen achter mijn televisietoestel. Ik stuitte toevallig op een man die over een boek dat hij geschreven had vertelde. Dat deed hij zo enthousiast dat ik het boek kocht en ging lezen. Dat boek heette ‘De troost van de filosofie’ en was geschreven door Alain de Botton. Dat boek maakte me, onder andere, nieuwsgierig naar de essays van Michel de Montaigne. In de boekhandel zag ik, toevallig, die essays in drie delen staan en besloot, impulsief, tot de aanschaf van die essays. Het lezen van die essays opende een hele wereld voor me. Toevallig. Omdat ik had zitten zappen achter mijn televisietoestel. Het is een wereld waar ik ongelofelijk van geniet. Is het dan een wonder dat ik van het toeval houd?