
de ontwikkeling van mijn denken door ruud moors 47 irrationaliteit als machtsmiddel
Op de een of andere manier heb ik altijd gedacht dat als ik iets snap dat ik het dan kan beheersen. Dat blijkt niet zo te zijn, al was het maar omdat dingen soms volstrekt onlogisch zijn. Het loont om irrationeel te zijn. Het is een machtsmiddel. Daar ben ik, door schade en schande, achter gekomen.
Als kind had ik de illusie dat volwassenen volslagen redelijke wezens waren, die, omdat ze langer geleefd hadden, veel verstandiger en wijzer waren dan ik. Natuurlijk had je ook oneerlijke volwassenen, maar die bestonden toch vooral in verhalen, in de wereld van alledag werd je daar als kind niet zo vaak mee geconfronteerd. Volwassenen waren niet altijd even aardig, maar je belazeren of bestelen deden ze zelden, uitzonderingen daargelaten.
Met school gingen we een dag naar de Efteling. Dat park bestond bijna uitsluitend nog uit het sprookjesbos. In dat sprookjesbos stond, op een sokkel, een ezel die ‘Ezeltje Strekje’ genoemd werd. Als je een dubbeltje in een gleuf stopte, kwam er uit zijn achterwerk een chocolademunt rollen, in goudpapier verpakt. Ik deponeerde een dubbeltje in de daartoe bestemde gleuf en er rolde een munt uit het achterwerk van de ezel die op de sokkel bleef liggen. Die sokkel was te hoog voor mij of mijn broer om bij te kunnen, dus vroeg ik een volwassene of hij zo vriendelijk zou willen zijn om dat muntje voor me te pakken. De man pakte het muntje, keek er naar, grinnikte en zei: ‘Ha, dat is een echte,’ en stak hem in zijn zak en liep weg. Verbijsterd keken mijn broer en ik hem na. ‘Hij gaat er met mijn munt vandoor,’ zei ik, te verbijsterd om meteen te reageren. Die munt had me een dubbeltje gekost. Dat was wat ik, normaal, per week aan zakgeld kreeg. Dat die man dat in zijn eigen zak had gestoken en er mee weg was gelopen was iets waar ik met mijn verstand niet bij kon. En als ik heel eerlijk ben, ik kan er met mijn verstand nog steeds niet bij dat een volwassen man een chocolademuntje van een kind stal en daar nog lol om leek te hebben ook. Wat het nog gemener maakte, was dat hij mij de indruk gaf dat ik een echte gouden munt van Ezeltje Strekje had gekregen. Pas veel later bedacht ik dat dat natuurlijk onzin was. Althans, daar ga ik maar van uit.
Als het de bedoeling was geweest van die man om mij te laten zien dat niet alle volwassenen te vertrouwen zijn, dan is hij daarin geslaagd, maar ik vermoed dat hij het vooral deed omdat hij, als volwassene, ongestraft dit soort macht over mij, als kind, kon uitoefenen. Stel dat ik, op het moment dat hij wegliep, meteen had gereageerd en ‘hij steelt mijn muntje!’ geroepen had, wie zou me dan geloofd hebben? Maar zoals ik al zei, ik was te verbijsterd om meteen te kunnen reageren, en toen ik weer bij mijn positieven gekomen was, was die man al lang opgegaan in de massa. Het heeft letterlijk tientallen jaren gekost voordat ik aan dit voorval terug kon denken zonder iedere keer weer woedend te worden.
Toen ik op de HAVO zat en gedegradeerd werd naar de MAVO en dat een straf bleek omdat ik een eigen religie had opgericht, begreep ik dat ook niet. Ik had niets gedaan wat volgens de regels van het spel niet mocht. Ik leef in een land met godsdienstvrijheid, dan moet ik daar ook gebruik van mogen maken en mag niemand me straffen als ik dat doe. Daar dachten de broeders van de HAVO en MAVO anders over. Ook dat begrijp ik pas sinds ik begrijp wat de kracht van onredelijkheid is. Niet dat ik niet altijd geweten heb dat onredelijkheid loont, maar ik heb me nooit gerealiseerd dat mensen bewust onredelijk kunnen zijn omdat ze daar voordeel van hebben. Ik zal niet beweren dat ik nooit onredelijk ben geweest, maar ik durf gerust te beweren dat ik dat nooit bewust gedaan heb. Mijn drijfveer is altijd geweest om zo rationeel mogelijk te zijn. Dat betekent ook dat als ik ergens verantwoordelijk voor ben, ik die verantwoordelijkheid ook neem.
Mijn moeder zat anders in elkaar. Ik kan me een voorval herinneren dat dit perfect illustreert. Mijn vader zat op de bank en had, omdat hij zere voeten had, zijn schoenen uitgetrokken. Hij zat zich net even uit te rekken toen mijn moeder de kamer binnen kwam denderen op schoenen met een iets verhoogde hak. Omdat ze, zoals gewoonlijk, weer eens niet uitkeek waar ze liep, trapte ze vol op mijn vader’s rechtervoet. ‘AU! Verdomme Jessie!’ was diens instinctieve reactie. Inplaats van haar excuses aan te bieden begon mijn moeder een tirade omdat mijn vader zomaar zonder schoenen aan op de bank was gaan zitten, want als hij zijn schoenen had aangehouden, dan was dit niet gebeurd! Zo gaf ze mijn vader de schuld van het feit dat zij hem pijn had gedaan. Mijn vader zuchtte diep. Mijn broer en ik keken hem aan en ik zei: ‘Ja pap, aan mam kan het niet liggen. Had je ook maar niet je voet onder haar hak moeten steken’. Mijn vader keek me aan en glimlachte even. Toegeven dat zij iets fout had gedaan was niet mijn moeder’s sterkste kant. Nog liever dan toegeven dat het aan haar lag, verzon ze de meest onlogische redenen waarom gebeurd was wat was gebeurd. Dat leverde haar ook iets op. Zo hoefde zij zichzelf nooit te corrigeren.
Mijn eerste echtgenote verweet mij vaak dat ik niet genoeg van haar hield. Dat bleek dan volgens haar uit het feit dat ik iets niet, uit mezelf, voor haar had gedaan. ‘Ja, vraag het dan,’ zei ik op een gegeven moment, ‘dan wil ik het best voor je doen.’ ‘Als je echt van me hield zou je het doen zonder dat ik er om zou hoeven vragen.’ ‘Maar hoe moet ik dan weten wat je van me wilt?’ vroeg ik vervolgens verbijsterd. ’Als je echt van me hield dan zou je dat vanzelf wel weten,’ was haar reactie. Daar had ik geen weerwoord op. Ik had nog wel willen zeggen: ‘Dus jij vindt dat ik gedachten moet kunnen lezen?’, maar ik denk dat ze dat inderdaad vond. Het axioma dat ik niet genoeg van haar hield, moest namelijk intact blijven. Zo had ze me, emotioneel, in de tang. Ik moet zeggen dat dat ook uitstekend werkte. Het was onmogelijk om te bewijzen dat ik genoeg van haar hield, hoezeer ik ook mijn best deed. Het bepaalde de machtsverhouding tussen ons, definieerde het bijna. Zij bepaalde de maatstaf en ik voldeed er niet aan. Door mij elke keer weer te verwijten dat ik niet genoeg van haar hield, zorgde ze ervoor dat onze relatie om haar behoeftes draaide en niet om die van mij. Ik had haar natuurlijk kunnen verwijten dat als zij mij niet vond voldoen, dat per definitie betekende dat zij niet van mij hield, maar dat kwam niet in me op. Overigens hield ik op een gegeven moment ook niet meer van haar, het was een klus die ik toch nooit kon klaren waardoor de motivatie ervoor verdween. Pas veel en veel later ben ik me gaan realiseren dat mijn eerste echtgenote, door onmogelijke eisen aan me te stellen, emotioneel macht over me uitoefende. En dat lukte; ik voelde me continu schuldig. Dat schuldgevoel nam ik mee toen ik bij haar wegging. Het bleef voelen alsof ik persoonlijk gefaald had. Daar heb ik nog decennia last van gehad.
De moeilijkheid van dit soort irrationeel gedrag is dat er geen redelijke manier is om er mee om te gaan. Onredelijkheid heeft een emotionele kracht die redelijkheid niet heeft. Onredelijke mensen dwingen hun omgeving zich naar hun onredelijkheid te voegen, juist omdat ze niet voor rede vatbaar zijn. Redelijke mensen proberen altijd manieren te vinden om tot verbinding te komen of de verbinding intact te laten en dat geeft onredelijke mensen een onredelijke voorsprong.
Het is ook niet altijd even gemakkelijk om te zien dat mensen onredelijk zijn, juist omdat het emotioneel zo krachtig is. Onredelijke machthebbers houden niet van critici, van mensen die met redelijke argumenten de discussie proberen te beïnvloeden. En aan intellectuelen hebben ze helemaal een broertje dood. Rationaliteit wordt ook vaak als iets negatiefs geframed, door te doen alsof het tegenover emoties staat bijvoorbeeld. Daarom delven redelijke argumenten in een emotionele discussie altijd het onderspit. En onredelijke mensen zijn er vaak een meester in om discussies naar het emotionele vlak te trekken.
Ik moet hierbij denken aan een voorval op de kunstacademie, waarin de studenten en een groot aantal docenten een conflict hadden met een coördinator. Toen een student, namens de studenten een aantal eisen op tafel wilde leggen in een bespreking met die coördinator, stelde deze doodleuk dat hij het woord ‘eisen’ fascistoïde vond en dat hij van ons eiste (!) dat we het woord ‘eisen’ terug zouden nemen. De onredelijkheid droop er vanaf. Zelfs als het zo zijn dat het woord ‘eisen’ fascistoïde genoemd zou kunnen worden, dan nog was het volstrekt idioot dat hij datzelfde woord gebruikte om ons te sommeren dat woord terug te trekken. Je kunt anderen het gebruik van een woord niet verbieden maar het zelf wel gebruiken, dat is te krankzinnig voor woorden. Toch deed hij dat, en hij kwam er mee weg. Omdat de studenten niet degenen wilden zijn die de verbinding verbraken, gingen ze op zijn (fascistoïde) eis in. Door op een onredelijke wijze emotioneel te reageren, kreeg hij zijn zin. Zo had hij tot dan toe steeds de macht naar zich toe weten te trekken.
Het is een vervelende conclusie die ik trekken moet, maar ik trek hem toch; de kracht van onredelijkheid is veel en veel groter dan de kracht van redelijkheid. En toch kies ik er voor om altijd redelijkheid te betrachten omdat het gebruik maken van onredelijkheid een teken van machtsmisbruik is. En daar wil ik me niet aan bezondigen. Dat ik daardoor soms het slachtoffer ben van onredelijkheid, neem ik dan maar voor lief.
15 Miljardairs
16 Mensenoffers
24 Te speels voor mijn leeftijd
25 Is psychologie wel een wetenschap?
28 Herbelevingen en machteloosheid
29 Is de aard van de mens goed of slecht?
32 Alles hangt met alles samen
39 Laagopgeleid en hoogopgeleid