De mens heeft weliswaar een vermogen tot rationeel denken, maar als het om het vormen van meningen gaat, is rationaliteit vaak ver te zoeken. De meeste meningen die mensen hebben zijn niet gebaseerd op rationele argumenten, maar ontstaan op emotionele gronden. Daardoor is het vaak onmogelijk om mensen hun meningen te laten herzien, juist omdat die meningen niet op rationele argumenten zijn gebaseerd. Hoe irrationeler een mening is, hoe moeilijker die mening met redelijke argumenten te weerleggen valt.

Onredelijkheid wint het vaak van redelijkheid. Iemand die onredelijke argumenten gebruikt om zijn gelijk te bevestigen, is daar niet van af te brengen. Zo iemand argumenteert niet om helder te krijgen hoe iets is, maar om gelijk te krijgen om het gelijk krijgen zelf. Zo was er menig paus die van mening was dat iedereen zich aan de kerk dient te onderwerpen omdat de kerk de wil van God vertegenwoordigt. Daarover was geen discussie mogelijk. Het belang van die paus was immers dat mensen zich aan de kerk, en dus aan hem onderwierpen en iedereen die dat ter discussie stelde hoorde, daarom alleen al, de mond gesnoerd te worden. Desnoods met geweld. Mensen die het niet verdragen dat hun gelijk door argumenten zou kunnen worden aangetast, kiezen vaak met opvallend gemak voor geweld om dat gelijk alsnog te bestendigen.

Als geweld gebruikt wordt als overtuigingsmiddel, wekt dat angst op. En als mensen bang zijn, zijn ze ook gevoeliger voor het gebruik van geweld als overtuigingsmiddel.

Daarom zijn sterke leiders gevaarlijk. De kracht van sterke leiders zit namelijk nooit in hun redelijkheid. De kracht van sterke leiders is gebaseerd op hun vermogen om mensen die redelijke argumenten gebruiken het zwijgen op te leggen. Op het creëren van angst dus.

Ik ben negen jaar na de tweede wereldoorlog geboren. Een rampzalige oorlog die niets dan ellende voortgebracht had. Die ellende was veroorzaakt door sterke leiders die op een nietsontziende wijze iedereen die commentaar op hen had, het zwijgen wisten op te leggen. Dat mocht nooit meer gebeuren, vonden we. De manier waarop Mussolini en Hitler Europa in het verderf hadden gestort, moesten we voor altijd zien te voorkomen. De manier om dat te voorkomen was, in ieder geval in Europa, een mix van kapitalisme en socialisme. Dat werkte. Echt sterke leiders hadden we niet. Gelukkig maar. Dat was in de Sovjet-Unie en in de Volksrepubliek China wel anders. Daar ging de bevolking gebukt onder sterke leiders die al hun kracht aanwendden om iedereen die het niet helemaal met hun eens was te elimineren of op zijn minst monddood te maken.

Als mensen niet bang zijn, hebben sterke leiders geen voedingsbodem. Als die voedingsbodem er niet is, en je wilt een sterke leider zijn, dan is het dus taak om die voedingsbodem te creëren. Zonder angst is een sterke leider nergens. Vandaar dat een sterke leider dol is op terroristen. Terroristen jagen angst aan en die angst is de voedingsbodem waarop een sterke leider zijn macht baseert. En als er geen gevaarlijke terroristen zijn dan maak je ze, door iedereen die het niet met je eens is tot ‘terrorist’ te bestempelen. Hoe banger je het volk voor (vermeende) terroristen weet te maken, hoe makkelijker dat volk erin trapt.

En hoe maak je het volk bang? Dat doe je door het bestaansrecht van dat volk aan te tasten. Als mensen onzeker worden over hun bestaansmogelijkheden, zoeken ze naar zekerheid. En een sterke leider lijkt die zekerheid te kunnen verschaffen. In werkelijkheid is het medicijn bijna altijd schadelijker dan de ziekte. Sterke leiders veroorzaken uiteindelijk altijd chaos, oorlog en ellende, omdat die chaos, oorlog en ellende noodzakelijk zijn voor het bestendigen van hun positie.

‘We moeten vechten voor de eer en glorie van het vaderland. We moeten ons vaderland weer groot maken. Degenen die de eer en glorie van ons vaderland willen aantasten, zijn subversieve elementen die we het zwijgen moeten opleggen. Niemand mag onze eer en glorie aantasten! We moeten onze culturele waarden verdedigen, kost wat kost!’

Dit soort meningen is niet gebaseerd op rationeel denken. Aan dit soort meningen ligt de emotionele behoefte tot onderwerping van iedereen met een andere mening ten grondslag. Het is een mening die het goed doet bij mensen die zich onzeker voelen, die behoefte hebben aan een stevige basis omdat het fundament waarop ze bestaan wankel is. Angst. Vanuit die angst ontstaat de behoefte om iedereen die durft te twijfelen het zwijgen op te leggen.

Sterke leiders houden niet van mensen die zelfstandig nadenken, van mensen die zich zonder angst meningen vormen op grond van redelijke argumentatie. Sterke leiders houden ook niet van mensen die door middel van humor vraagtekens zetten bij de meningen die die sterke leiders hun volk willen opleggen.

Ik houd niet van sterke leiders. En een wereld waarin steeds meer sterke leiders macht verkrijgen, stelt mij verre van gerust. Toch is het dat, wat er op dit moment gebeurt. De grootste schreeuwlelijkerds, die roepen dat ze wel eens af zullen rekenen met alle ‘vijanden van de staat’, worden steeds vaker ‘democratisch’ gekozen om zich vervolgens van democratische principes niets meer aan te trekken. Dan wordt de vrijheid van mening ingeperkt, worden er wetten aangenomen die het de oppositie moeilijker maken om een tegenmacht te vormen en worden er steeds strengere wetten ontworpen waaraan de bevolking zich dient te onderwerpen. Dan worden er zondebokken aangewezen die noodzakelijk zijn om de angst in  stand te houden waarop die zogenaamde sterke leiders hun gezag baseren. En uiteindelijk creëren die leiders een chaos die erger is dan de chaos die ze beloofden te bestrijden.

Sterke leiders houden niet van mensen zoals ik. Ik weet dus wat me te wachten staat als mijn land ooit een sterke leider zou krijgen. Dan kan ik me maar beter koest houden en hopen dat ik zo in de periferie van bekendheid zit, dat wat ik nu allemaal schrijf, niet wordt opgemerkt. Anders zou ik wel eens in een heel penibele situatie kunnen komen. Toch weerhoudt me dat niet om nu te schrijven wat ik schrijven wil. Ik wil me niet door angst laten verlammen.

Wat me oprecht verbaast is hoeveel mensen bereid zijn om sterke leiders te kiezen en te volgen, ondanks de geschiedenis, die duidelijk laat zien dat alle sterke leiders uiteindelijk rampzalig zijn geweest voor de mensheid. Alexander de Grote was een massa-moordenaar, Julius Caesar idem dito. De eerste keizer van China vermoordde een groot deel van zijn eigen bevolking, net zoals Mao en Stalin tweeduizend jaar later. Hoe kan het dat individuen die net zo klein zijn als de rest van ons, zo’n macht kunnen verkrijgen? Hoe kan het dat we ooit als mensheid gewend zijn geraakt aan dat soort ongelijkheid?

Dat één man beslist over het wel en wee van een volk van honderden miljoenen is, als je er goed over nadenkt, krankzinnig. Dat de rijkste man van de wereld zoveel bezit dat een heel volk in een land als Soedan daarmee voorgoed uit de armoede getrokken zou kunnen worden, ook. Dat de 65 rijkste mensen op deze planeet evenveel bezitten als de 3.500.000.000 armste mensen, is natuurlijk helemaal absurd. Hoe kan dat? Het alfamannetje bij chimpansees eigent zich weliswaar het lekkerste voedsel toe (en het recht om met alle vrouwtjes te paren), maar als hij genoeg gegeten heeft, gunt hij de rest van het voedsel aan zijn mede-chimpansees. Bij mensen is dat niet zo. De rijkste mens op aarde deelt zijn overschotten niet. Hij geeft wel wat weg, maar het meeste houdt hij zelf, terwijl dat zoveel is dat hij het van zijn levensdagen niet op kan krijgen. Waarom het dan niet gewoon gedeeld met de allerarmsten onder ons? Waar heeft hij die overschotten voor nodig? Het antwoord is simpel; met rijkdom is macht te verkrijgen. Die macht wordt vervolgens gebruikt om nog meer geld te verzamelen, waarmee nog meer macht kan worden verkregen. Dat is een verslavend spel. Het zorgt ervoor dat de rijkste man ter wereld als een ‘sterke leider’ wordt gezien, en voor een groot deel de regels van de wereld kan bepalen. Alleen al omdat hij rijk is wordt er naar hem geluisterd. Toch gaan ook ‘sterke leiders’ gewoon dood. Ze zijn niet meer mens dan jij en ik. Ze zijn ooit geboren en ze gaan ook ooit weer dood. En uiteindelijk, na een jaar of tienduizend, zullen we allemaal, wie we ook zijn, in de vergetelheid zijn geraakt.

De ongelijkheid tussen individuen in onze menselijke samenleving is, hoewel we er zo aan gewend zijn dat we dat soms vergeten, geen gegeven. Die ongelijkheid bestaat niet in samenlevingen van jagers/verzamelaars. Voor het verzamelen van rijkdom is bewaarbaar voedsel noodzakelijk, en een plek om dat voedsel op te slaan. De ongelijkheid die we nu kennen is pas ontstaan na de ‘uitvinding’ van landbouw en veeteelt. Daardoor gingen mensen zich in vruchtbare gebieden vestigen en namen ze die gebieden in bezit. Degenen die in staat waren zoveel mogelijk vee en landbouwgrond in bezit te nemen, konden daardoor de baas gaan spelen over hun medemensen. Toen werd het pas lonend om door middel van geweld medemensen te onderwerpen en hen voor je te laten werken. Degenen die bereid waren zich, op wat voor een manier dan ook, de vruchtbare aarde toe te eigenen, en hun medemensen met geweld te onderwerpen, werden ook de leiders, de koningen, de heersers. Zo ontstonden er koningshuizen, die onderling weer gingen vechten om andere koningshuizen aan zich te onderwerpen en hun bezittingen te stelen. Sterke leiders zijn zo sterk omdat ze goede rovers zijn. Ze zijn er zelfs trots op en noemen hun diefstal niet voor niets veroveringstochten. Ze ontlenen er glorie, eer en roem aan. Maar feitelijk is elke vorm van diefstal iets om je voor te schamen.