Als kind gedroeg ik me zoals dat van een jongetje verwacht werd. Dat was niet echt verwonderlijk, want kinderen hebben de neiging zich te gedragen naar de verwachtingen die men van ze heeft. Meisjes en jongens leefden, in het zuiden van Limburg, in de jaren vijftig van de vorige eeuw, strikt gescheiden. Vanaf de lagere school tot en met de middelbare school zat ik uitsluitend tussen jongens. Jongens en meisjes gingen, in het algemeen, niet met elkaar om, ook  buiten schooltijd niet. Dat jongens en meisjes in gescheiden werelden leefden was cultureel bepaald, met natuur had dat niets te maken. Dat ik me gedroeg zoals van een jongetje verwacht werd, was ook cultureel bepaald, veel meer dan dat dat mijn natuur was. Hoewel ik er alles aan deed om me staande te houden in de jongenswereld waarin ik geworpen was, voelde ik me daar allesbehalve thuis. Met sommige jongens ging ik vriendschappelijk om, maar ik heb dat bijna nooit als echte vriendschap ervaren. Dat veranderde pas toen ik in de verpleging ging werken en daar vriendschappen aanging met andere verpleegkundigen, meestal vrouwen. Daar hoefde ik niet stoer te doen en op mijn hoede te zijn, maar kon ik gewoon mezelf zijn. Niet dat ik daardoor minder een man werd, althans niet in mijn eigen ervaring. Ik vond vrouwen gewoon gemakkelijker in de omgang.

‘Jongens moeten weer jongens kunnen zijn want in deze gefeminiseerde wereld kunnen ze dat niet meer, kunnen ze hun natuur niet meer volgen,’ hoor je wel eens beweren. Dan wordt er verwezen naar het natuurlijke jachtinstinct dat mannen zouden hebben en de natuurlijke behoefte om zich te laten gelden. Een ietwat gewelddadige, competitieve, inslag zou mannen eigen zijn. Ik betwijfel dat.

Toen mijn zoontje klein was, zag hij alleen maar afleveringen van tiktak en natuurfilms, als hij naar televisie keek. Veel andere kinderen ontmoette hij niet, maar er was wel altijd een volwassene om mee te communiceren; zijn moeder of zijn vader. Op een dag, hij was een jaar of anderhalf, dacht ik dat het wel leuk zou zijn om hem een tekenfilm te laten zien. Ik had vroeger genoten van de filmpjes van Tom en Jerry dus koos ik voor een aflevering van die tekenfilmfiguren. Het resultaat was verbijsterend. Mijn zoontje, normaal de rust zelf, werd enorm opgewonden van dat filmpje. Hij begon letterlijk door de kamer te stuiteren. Zo had ik hem nog nooit gezien! Pas toen realiseerde ik me hoe gewelddadig Tom en Jerry zijn en wat een ongelofelijke onrust ze genereren. Omdat mijn zoontje tot dan toe nog nooit met geweld of geweldsuitingen, in wat voor vorm dan ook, in aanraking was geweest, had het geweld van Tom en Jerry onmiddellijk een enorme impact; het geweld dat hij zag ging meteen in zijn lijf zitten. Dat was daarvoor nog nooit gebeurd!

Wij zijn, van jongs af aan, gewend geraakt aan uitingen van geweld. In zekere zin worden we emotioneel platgebombardeerd met geweld. Alles is er van doortrokken, zodanig dat we het normaal zijn gaan vinden en daardoor denken dat het natuurlijk is en dat de mens nou eenmaal zo is. Mijn ervaring met mijn zoontje liet me zien dat dat op zijn minst discutabel is. Natuurlijk kan ik wetenschappelijk geen conclusies trekken uit zo’n incidenteel gebeuren, maar het rechtvaardigt wel de hypothese dat het ‘natuurlijke’ gedrag van jongens (en mensen in het algemeen) wel degelijk met de culturele omgeving te maken heeft. In een samenleving waarin geweld en geweldsuitingen zo gewoon zijn dat ook ogenschijnlijk onschuldige tekenfilmpjes ermee doorspekt zijn, kan het niet anders dan dat dit effect heeft op het gedrag van degenen die deel uitmaken van die samenleving.

Onlangs las ik een artikel over ‘spiegelneuronen’. Die zorgen ervoor dat mensen met anderen meeleven. Als je ziet dat iemand verdrietig is dan voel je dat verdriet ook mee, letterlijk, omdat de spiegelneuronen in je hersenen dat verdriet spiegelen. Dat is ook zo met geweld, niet alleen met geweld ondergaan maar ook met geweld plegen. Als kinderen kwamen mijn broer en ik opgewonden zwaaiend met denkbeeldige zwaarden terug van de film Robin Hood die we net hadden gezien. We voerden dan weliswaar schijngevechten, maar soms liepen die ook uit de hand. We vereenzelvigden ons met de helden en ramden in gedachten op de vijanden in. Dat is niet zonder gevaar.

In de cultuur waarin ik ben opgegroeid heerst er een verslaving aan geweld. We kunnen niet meer zonder. We zijn verslaafd aan die opwinding. Daardoor hebben we de neiging om de negatieve gevolgen te relativeren en hebben we ook de neiging om alles als strijd te definiëren. Dat zorgt er voor dat we een wereld creëren van winnaars en verliezers, waarbij we de winnaars overladen met eerbetoon en  neerkijken op de verliezers. ‘Ja, maar zo zit de mens nou eenmaal in elkaar. Dat is de natuur van de mens,’ hoor ik dan zeggen. Maar is het niet veel meer inherent aan de cultuur die we met zijn allen hebben geschapen? Kijk, als het de natuur zou zijn, dan is daar niets aan te doen. Dan moeten we maar accepteren dat er zoveel geweld in de wereld is en dat dat geweld zo heftig is. Maar als het inherent is aan cultuur, dan is er wel iets aan te doen. Dan gaan WIJ daar over. Dat laatste lijkt mij een aantrekkelijker optie dan het eerste. Ik ben liever in staat om iets te beheersen dan door iets beheerst te worden.

Als geweld tussen mensen de natuurlijke staat van mensen zou zijn, dan zou dat betekenen dat er overal, in elke samenleving, sprake moet zijn van geweld als basis van intermenselijke betrekkingen. Geweld komt weliswaar in alle samenlevingen voor, maar in sommige samenlevingen is het geweld alom tegenwoordig en in andere samenleving is het uiterst zeldzaam. Wat opvalt is dat juist daar waar een samenleving zichzelf als ‘beschaafd’ ziet, gewelddadigheid het meest normaal is. De zogenaamde ‘wilden’ die door de Europeanen werden onderworpen, waren, over het algemeen, een stuk minder gewelddadig en veel minder wreed dan die ‘beschaafde’ Europeanen. Dat betekent dat beschaving bijna identiek lijkt aan gewelddadigheid. Misschien dat Laozi daarom niets van ‘beschaving’ moest hebben, zoals het volgende citaat duidelijk maakt:

Door aan je authentieke staat te schaven en schuren, word je een gebruiksvoorwerp.

De wijze mens houdt hier rekening mee door zijn wijsheid in zijn geheel te bewaren.

Ik denk dat de natuurlijke staat van de mens samenwerking is en dat geweld een uitzonderlijk element is, in eerste instantie bedoeld om mensen die de samenleving bedreigen tot de orde te roepen.

Ik las ergens het verhaal van een gemeenschap van jagers-verzamelaars die netten spanden om daar zwijnen in te jagen en die vervolgens te doden. Eén van die jagers dacht slim te zijn door zijn net voor die van de anderen te spannen zodat hij de meeste zwijnen kon doden. Zo eigende hij zich een groot deel van de buit toe die door gezamenlijk handelen, ze hadden samen die zwijnen opgejaagd, was verkregen. Je zou zeggen dat dat een aanleiding zou zijn voor de stam om hem, met geweld, een lesje te leren. Maar wat ze uiteindelijk deden was veel effectiever; ze negeerden hem. Hij kreeg geen plek bij het vuur meer. Niemand sprak meer met hem en iedereen draaide de rug naar hem toe. Het duurde niet lang of hij ‘deelde’ zijn buit met de hele gemeenschap, zelfs dat deel dat zijn vrouw stiekem verborgen had (zodat niemand ervan wist). Hij had, door zijn gedrag de natuurlijke staat van de samenleving aangetast door niet samen te werken maar voor het eigen gewin te gaan. Het ‘geweld’ waarmee hij tot de orde werd geroepen was passief, maar niet minder effectief dan een pak slaag had kunnen zijn.

In onze samenleving leren kinderen al heel jong dat geweld normaal is. Geweld wordt vaak, in verhalen, geschiedenissen en films, verheerlijkt. We maken jongens wijs dat ze van nature een neiging tot gewelddadigheid hebben en dat het de natuur van de mens zou zijn om met elkaar te strijden. Inplaats dat we ze leren samenwerken leren we ze concurreren. Inplaats van ze duidelijk te maken dat een samenleving niet zonder samenwerking kan, leren we ze dat het om winnen of verliezen gaat. Dat is geen natuurlijk gegeven, dat is een keuze. We kunnen er ook (weer) voor kiezen om samenwerking tot de belangrijkste doelstelling van onze samenleving te maken. Met een minimum aan geweld. Maar dan moeten we wel onze verslaving aan geweld overwinnen.