Laatst las ik een interview met Frans de Waal in Trouw. Op de vraag: ‘Waarom willen we zo graag anders zijn dan dieren?’ antwoordde hij: ‘Dat is een kwestie van identiteit, van ons zelfbeeld. De oude Grieken en ook de Bijbel plaatsen de mens bovenaan de schepping, boven de dieren en onder de engelen. Volgens mij hebben we dit bedacht toen we van jagers boeren werden. De jager is in competitie met de dieren. Hij moet slimmer zijn en ontdekt dat hij dat vaak niet is. Hij respecteert het dier, ook al eet hij het uiteindelijk op. De boer daarentegen, is dominant over de dieren. Hij organiseert alles voor ze, hij controleert ze. Hij gaat op de dieren neerkijken, ze voor dom verslijten. En dat idee is in onze cultuur gaan zitten.’

Een deel van de oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika waren jagers. Ze leefden van de bizonjacht en waren daardoor ook afhankelijk van de bizon. Ze hadden een groot respect voor het dier waarvan ze afhankelijk waren. Als ze een bizon gedood hadden, dankten ze de geest van het dier voor het voedsel dat ze op deze manier verkregen hadden. Ze beseften dat ze iets wegnamen dat hun eigenlijk niet toebehoorde. Het leven van een medeschepsel. Voor dat leven hadden ze respect. Daarom toonden ze respect voor het dier dat ze gedood hadden.

Veel respect hadden slavenhouders niet voor hun slaven. Ook niet als ze die slaven goed behandeleden. Die slavenhouders waren dominant over de slaven, organiseerden alles voor ze en controleerden ze. Ze gingen op de slaven neerkijken, ze voor dom verslijten. En dat idee is in onze cultuur gaan zitten.

Veel respect hebben grote bedrijven niet voor hun werknemers. Ze domineren ze, organiseren alles voor ze en controleren ze. Ze kijken op hun werknemers neer, verslijten ze voor dom. Dat idee is in onze cultuur gaan zitten. In zeker opzicht zijn werknemers een soort wegwerpslaven geworden. Als je ze niet meer nodig hebt, doe je ze weg en ben je er ook niet meer verantwoordelijk voor. Daar waar een goede slavenhouder zich verantwoordelijk voelt voor het welzijn van zijn slaven, voelen grote bedrijven zich niet verantwoordelijk voor het welzijn van hun werknemers. Als je ze niet meer kunt gebruiken, doe je ze gewoon weg.

Op het moment dat mensen dieren als bezit zijn gaan beschouwen, zijn ze ook op dieren neer gaan kijken en ze voor dom gaan verslijten. In een samenleving waarin mannen hun vrouwen als bezit beschouwen, kijken ze ook op vrouwen neer en ze gaan ze ze voor dom verslijten.

De oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika waren opvallend tolerant ten opzichte van mannen die voor een vrouwenbestaan kozen. Dat werd gewoon geaccepteerd. Als je dieren niet als bezit beschouwt, zul je je medemensen ook niet snel als bezit beschouwen. Dan zul je, als man, vrouwen ook niet als bezit beschouwen. Dingen kun je bezitten. Levende wezens niet.

Landbouw en veeteelt gaan uit van het kunnen en mogen bezitten van andere levende wezens. Om landbouw te kunnen plegen moet je ook een stuk grond als bezit claimen. En als je gewend raakt aan het idee dat grond te bezitten valt, en dat de planten die er op groeien bezit zijn en dat de dieren die je met die planten voedt ook bezit zijn, dan raak je gewend aan het idee dat levende wezens in bezit genomen kunnen worden. Degene die de boerderij bezit, domineert dan alles en iedereen die, voor zijn of haar levensonderhoud, van de opbrengsten van die boerderij afhankelijk is. Zo zijn de meest dominante mannen uiteindelijk de bezitters geworden van de wereld. Heersers noemen we ze. Menig heerser kijkt op iedere onderdaan neer en verslijt elke onderdaan voor dom. Dat een heerser op iedereen neer mag kijken en iedereen mag domineren is in onze cultuur gaan zitten. Vandaar dat veel mensen een zekere voorliefde vertonen voor ‘sterke leiders’.

Dominante mannen kijken op vrouwen neer. Ook op kinderen trouwens. Feitelijk kijken ze op iedereen neer die ze in bezit kunnen nemen. Vandaar dat in patriarchale samenlevingen zo op mannen neergekeken wordt die zich door mannen laten nemen. Homohaters in dat soort culturen hebben er vaak geen enkele moeite mee om andere mannen te penetreren, omdat ze dat als ‘mannelijk’ gedrag zien. Een echte vent penetreert. Je bent pas homo als je je laat penetreren. Dat wordt gezien als ‘je in bezit laten nemen’. Dominante mannen nemen graag mensen in bezit. Als ze met vrouwen neuken doen ze dat niet uit liefde maar uit bezitsdrang. Een vrouw behoort niet zichzelf toe, ze behoort de man toe die haar in bezit neemt.

Heel lang werd verkrachting binnen een huwelijk, ook bij ons, niet als verkrachting gezien. De man nam immers alleen maar waar hij recht op had. Als je vrouw ondergeschikt aan je is, en je haar als bezit beschouwt, dan is haar vagina ook jouw bezit, te gebruiken naar behoefte.

Toen ik rond de twintig was, hoorde ik van een jonge vrouw uit mijn omgeving dat haar vriend haar had genomen terwijl ze dat, op dat moment, niet wilde. Daar had hij geen boodschap aan gehad. Dat had haar wel gekwetst maar uiteindelijk trouwde ze toch met hem. Ze was, van huis uit, niet anders gewend dan dat een vrouw zich naar de grillen van de man te voegen had. Haar vriend moest niets van homo’s hebben. Daar keek hij op neer. Dat waren geen echte mannen, dat waren watjes. Op de een of andere manier hoort dat bij elkaar; neerkijken op vrouwen en neerkijken op homo’s. Het is, volgens mij, niet toevallig dat de homehaat in onze cultuur is verminderd in dezelfde periode waarin het feminisme vrouwen mondiger  en onafhankelijker maakte. In een samenleving waarin vrouwen niet onderdrukt worden, worden homo’s dat ook niet. Degenen die het meeste problemen met homo’s hebben zijn, en dat is niet toevallig, ook degenen die het meeste moeite met de emancipatie van vrouwen hebben.

Het idee dat je levende wezens kunt bezitten, is ook niet meer dan dat; een idee. Uiteindelijk slaat dat nergens op. Het idee dat je de aarde kunt bezitten, of zelfs maar een stukje aarde, is onzin. Wij zijn een deel van de aarde, de aarde is niet een deel van ons. Dat grond privé-bezit kan zijn, is feitelijk krankzinnig; je kunt het gebruiksrecht ervan opeisen, maar het bezit ervan niet. In Brazilië worden stukken grond, zo groot als de provincie Utrecht, als ‘bezit’ geclaimd door één familie. Iedereen die in dat gebied woont, moet aan die familie toestemming vragen om een stukje grond te mogen gebruiken. Als ze die toestemming niet krijgen, komen ze om van de honger. Als ze vervolgens toch stiekem een stukje grond in gebruik nemen, worden ze, met geweld, verjaagd. Dat mag die familie, zelfs als ze dat stukje grond zelf helemaal niet gebruiken.

Volgens de wet is het bezitsrecht van die familie belangrijker dan het bestaansrecht van de duizenden mensen die op dat grondgebied wonen. Als je een hut op dat grondgebied bouwt, dan is die hut niet van jou, maar mag de familie die hut vernietigen, alsof het hun bezit is. Feitelijk bezitten ze alles en iedereen die zich op ‘hun’ grondgebied bevindt. Hoe zijn ze aan dat grondgebied gekomen? Hebben ze het zelf gemaakt? Nee. natuurlijk niet. Werd het dan door helemaal niemand gebruikt? Jawel, maar de oorspronkelijke bewoners leefden daar alleen maar. Die wisten niet dat je grond kon bezitten. Die beschouwden zichzelf als deel van hun omgeving.

Het idee dat jij je omgeving als bezit zou kunnen beschouwen, was dermate absurd dat ze zelfs nooit op die gedachte waren gekomen. En toen kwamen er een stel blanke Europeanen met hun zwaarden, kanonnen, pistolen en geweren die simpelweg met elkaar afspraken: ‘Als jij dat grondgebied in bezit neemt, neem ik dit grondgebied in bezit.’ Daar waren de oorspronkelijke bewoners het niet mee eens, maar de keus die hen gegeven werd was simpel: ‘Of je accepteert het, of je gaat eraan!’ Degenen die het niet accepteerden vonden al snel de dood of wisten net op tijd hun oorspronkelijke woongebied te verlaten.

Het idee dat je grond, dieren, planten en zelfs je medemensen kan bezitten, is pas ontstaan toen we van jagers boeren werden. Dat idee is in onze cultuur gaan zitten. Het is wel eens goed om daar een vraagteken bij te zetten. Een jager-verzamelaar bezit wat hij maakt of verzamelt. Soms ruilt hij iets dat hij gemaakt of verzameld heeft voor iets anders, maar de basis van zijn bezit is dat hij het zelf heeft gemaakt of verzameld.

Niemand die een stuk grond bezit heeft die grond gemaakt. Ook de koeien, paarden, honden, katten, geiten, kippen, kalkoenen, varkens of andere dieren zijn niet door ons gemaakt. Fokken is geen maken. Een pijl en boog maak je. Een appelboom kweek je, maar die maakt feitelijk zichzelf. Een appelboom kun je dus niet bezitten zoals je een pijl en boog kan bezitten. Je kunt wel het gebruiksrecht van zo’n appelboom claimen, omdat jij er voor hebt gezorgd dat hij zichzelf heeft kunnen maken. Maar dat is iets anders dan de appelboom bezitten. En zelfs datgene wat ik heb gemaakt bezit ik alleen maar zolang ik leef. Feitelijk hebben we alles in bruikleen. Zelfs onszelf.