Ik ben op dit moment weer romans aan het lezen, allemaal van Anne Tyler. Ik ben dol op haar boeken. Ik zag in een tweedehandswinkel een boek van haar liggen met de titel ‘Dinner at the homesick restaurant’. Ik vond die titel intrigerend en sloeg het boek op een willekeurige pagina open en las een stukje. Ik wist meteen dat ik het boek moest kopen en heb het daarna ademloos uit gelezen. Daarna ben ik op zoek gegaan naar meer van haar boeken en lees ze achter elkaar door. Na dit boek las ik ‘Toen we nog volwassen waren’, ‘The accidental tourist’ en ‘A spool of blue thread’ (dat ook in het Nederlands vertaald is). Vooral dat laatste boek greep me naar de strot. Ik heb er zo nu en dan flink bij zitten janken (en dat voelt op de een af andere manier heel goed). Het boek gaat over de geschiedenis van een familie, zo waarachtig geschreven dat je er helemaal ingezogen wordt. Wat het bij mij ook doet is naar mijn eigen familiegeschiedenis kijken alsof het een verhaal is, waardoor er van de ene kant meer afstand naar die geschiedenis ontstaat en van de andere kant komt het dichterbij juist door die afstand. Wat ik bedoel is dat de emoties op een afstand komen te staan waardoor het verhaal dichterbij komt.

Alle familieverhalen gaan over verbinding of juist over het gebrek eraan. Misschien gaan alle geschiedenissen tussen mensen daar wel over. Mensen lijken een enorme behoefte te hebben aan verbinding, maar lijken er tegelijkertijd enorm bang voor te zijn. In alle relaties die ik heb, of heb gehad, speelt dat een belangrijke rol. Ik geloof dat ik altijd gezocht heb naar een intense verbinding en die ook vaker heb gevonden. Met mijn vader voel ik me van jongs af aan intens verbonden en dat is ook na zijn dood niet verdwenen. Toch heb ik nooit de angst gehad dat ik me in mijn vader zou verliezen. Zijn ziel voedde de mijne, maar daardoor werd mijn ziel niet minder van mij. En ik geloof dat ik mijn vader’s ziel ook gevoed heb met mijn ziel, met wie ik was. Met mijn boezemvriend Frans van Rooij had ik dat ook, zo’n intens verbonden gevoel. Nadat we verhuisd waren, waardoor we elkaar niet meer zagen, heb ik nog jaren om dat verlies getreurd. Als je door iemand gezien wordt en die persoon die je ziet wordt blij van wie jij bent dan voel je je intens verbonden. Dat gaat niet zomaar over. In de vierde klas van de lagere school had ik een juf die zag wie ik was en blij met me was en ik ben haar nooit vergeten. Jaren later hoorde ik van haar schoondochter dat dat andersom ook zo was; ze had nog steeds het afscheidscadeautje dat ik haar na dat schooljaar gegeven had op haar schoorsteenmantel staan. Ze zal wel niet meer leven, of ze zou honderd en tien moeten zijn of zoiets, maar ik voel me ook met haar nog steeds verbonden. Nu ik dit opschrijf besef ik dat ik me juist het meest verbonden voel met die mensen van wie ik het meest mezelf mocht zijn.

Ik vroeg laatst aan Krista of zij het gevoel heeft dat ze zich voor mij moet wegcijferen omdat ze op mij gericht is. Krista heeft dat gevoel bij mij niet, zegt ze. Ik heb het bij haar ook niet. Sterker nog, ik vind het wel prettig dat ze vrijwel altijd in de buurt is. Ik vind het ook wel lekker als ze twee keer per jaar een week of weekend Buitenkunst gaat doen, of zoiets, maar ook dan bellen we elkaar (of sms-en) om even de verbinding te voelen. Zonder Krista was ik nooit zo dicht bij mezelf gekomen. Ook zij voedt mij met haar ziel en ik geloof dat ik veilig kan zeggen dat dat andersom ook zo is. Dat is denk ik ook de reden dat ik het gevoel had thuis te komen toen ik Krista tegenkwam. Juist omdat we allebei onafhankelijk waren en de ander niet nodig hadden om gelukkig te worden, kon die open stroom tussen ons ontstaan, waarbij we samen een eenheid vormen zonder daarmee onze eigenheid op te geven.

Ik moet ineens denken aan een bepaalde mossoort die in symbiose leeft met een bepaalde soort algen. Zonder elkaar kunnen die algen en die mossoort niet bestaan, maar hoe innig ze ook verbonden zijn, ze blijven beiden volledig zichzelf.

Als ik terug kijk op mijn leven dan draait alles om het zoeken naar verbinding. Ik heb me heel vaak een vreemdeling in een vreemd land gevoeld (en voel me dat vaak nog). Door de jaren heb ik ontdekt dat dat voor een deel komt omdat ik me hechter wil verbinden dan veel van mijn medemensen. De angst dat ik daarbij mezelf zal verliezen ken ik niet. Ik zou niet weten hoe ik mezelf zou kunnen verliezen. Omdat ik verbonden ben met mezelf, kan ik mezelf niet verliezen. Zonder verbinding is er alleen maar een diepe eenzaamheid.

Alles is één. Laozi noemt dat Dao. Doordat we onszelf losdenken van die eenheid, verliezen we er ook de verbondenheid mee. Of liever gezegd; het gevoel van verbondenheid. Want we zijn deel van alles, we zijn deel van die eenheid. Dao is buiten en binnen mij. Zoals een zandkorrel een deel is van de woestijn en een waterdruppel deel is van de oceaan, zo zijn die woestijn en die oceaan deel van de aarde en die aarde is deel van een zonnestelsel en dat is weer deel van een melkweg die weer deel is van een universum dat weer deel is van Dao, van het totaal van Alles. Zonder die verbondenheid kunnen we niet bestaan. Buiten Dao is er geen bestaan.

Alles wat zich in je bevindt en alles dat zich buiten je bevindt vormt één geheel. Daarom doet het er niet toe of je de verbondenheid binnen je of buiten je voelt. Ik ben als een waterdruppel in de oceaan. Ik ben als een zandkorrel in de woestijn.