
de ontwikkeling van mijn denken door ruud moors 57 sprookjes
Sprookjes zijn verhaaltjes voor kinderen. Tenminste, dat is zo sinds de gebroeders Grimm en Christiaan Andersen die sprookjes in gekuiste versie hebben verzameld. De sprookjes die ons als kinderen verteld werden waren eigenlijk niet voor kinderoren bedoeld. Er zit wreedheid in veel van die verhalen; Roodkapje die opgegeten wordt door een wolf, die vervolgens weer opengesneden wordt door een jager, Klein Duimpje en zijn broers en zussen die door hun ouders, tot twee keer toe, worden achtergelaten in het bos om daar te verhongeren, Hans en Grietje die door een heks gevangen worden genomen waarna Hans wordt vetgemest om opgegeten te worden; het zijn eigenlijk gewoon griezelverhalen. Ik kan me voorstellen dat ze dat, vroeger, ook voor volwassenen, feitelijk ook waren. Spannend verteld bij het haardvuur, en dan ongecensureerd, Whoeoe!
Er zijn ook sprookjes die niet griezelig zijn en dat waarschijnlijk ook nooit geweest zijn. Dat zijn sprookjes met een moraal. Niet altijd met een moraal die je verwacht. Sommige sprookjes zijn ronduit maatschappijkritisch te noemen. Er zijn er twee die me, door hun maatschappijkritische inhoud, altijd al bijzonder lief zijn geweest. Het ene sprookje is het algemeen bekende verhaal van ‘de kleren van de keizer’, en het andere het wat minder bekende verhaal van ‘gelukkige Hans’.
Toen ik als kind het verhaal van ‘de kleren van de keizer’ las, vond ik dat vooral grappig. Grappig dat een keizer zich door een stel ‘kleermakers’ liet wijsmaken dat zijn kleding zo bijzonder is dat alleen slimme mensen die kunnen zien, omdat die kleding gemaakt is van een stof die niet bestaat. Grappig ook dat alle volwassenen daar intrappen en niemand durft toe te geven dat ze de kleren van de keizer niet kunnen zien. Er is één uitzondering en dat is een kind dat roept: ‘De keizer heeft helemaal geen kleren aan!’ Als kind vond ik dat leuk omdat, in dit verhaal, het kind de enige is die ziet wat er niet is en dat ook durft te benoemen. Het kind is de enige die zich niet laat bedriegen. Alle volwassenen doen dat, uit angst voor dom versleten te worden, wel.
Ik vind het verbazend hoe waar dit verhaal in het echte leven blijkt. De essentie van het verhaal over de kleren van de keizer is dat alle volwassenen de keizer aangapen alsof hij een prachtig gewaad draagt, terwijl ze, als ze op hun zintuigen zouden vertrouwen, kunnen zien dat dat niet zo is, dat hij feitelijk naakt is. Dictators hebben feitelijk geen macht. De macht die ze hebben is gebaseerd op de macht die hen wordt toegekend. Als niemand hen die macht toekent hebben ze die macht ook niet. Die is eigenlijk nergens op gebaseerd. De macht van mensen als Mao, Stalin, Poetin, Saddam, Erdogan, Kim Il Un, Mugabe, Castro is gebaseerd op bluf, op stof die niet bestaat. Dictators weten dat. Vandaar dat ze zo gevoelig zijn voor kritiek en beledigingen. Wat zou iemand als Erdogan doen als een kind zou roepen: ‘Hij heeft geen kleren aan!’ Ik ben bang dat hij dat ‘kind’ het zwijgen op zal willen leggen, uit angst dat de ‘volwassenen’ zullen erkennen dat het waar is en dat Erdogan’s macht op bluf is gebaseerd, op stof die niet bestaat. Dictators baseren hun macht niet op autoriteit, maar handelen autoritair om hun onvermogen te verhullen. Dat doen ze niet alleen om hun onderdanen zand in de ogen te strooien, nee ze geloven zelf ook daadwerkelijk dat ze bijzondere kleren aan hebben. Maar ergens, diep van binnen, weten ze heus wel dat hun macht puur op bluf gebaseerd is, op stof die niet echt bestaat. Een machthebber die geen kritiek kan verdragen, verraadt daardoor alleen al dat zijn macht nergens op gebaseerd is, en zou daarom vanzelf door niemand meer serieus genomen moeten worden. In de werkelijkheid wordt het kind dat durft te roepen dat de keizer geen kleren aanheeft, de mond gesnoerd, niet alleen door de keizer, maar door alle ‘volwassenen’ die doen alsof de keizer een prachtig gewaad draagt. ‘St!’ roepen die dan.
En dan is er het sprookje van Gelukkige Hans. Een anti-kapitalistischer sprookje is niet goed denkbaar. Hans geeft niets om bezit, sterker nog, hij beschouwt dat alleen maar als een last. Hans heeft zeven jaar bij een baas gewerkt en krijgt, na die zeven jaar, een zak met goud mee. Hij is blij als hij de last van dat goud kan omruilen voor een paard. Maar dat paard is hem te wild en nadat hij door het paard is afgeworpen ruilt hij het om voor een koe. Die koe blijkt geen melk te geven, dus ruilt hij het om voor een varken. Dan wordt hem wijsgemaakt dat dat varken wel eens gestolen zou kunnen zijn en ruilt hij het om voor een gans. Maar wat heb je aan een gans als je honger hebt? Dus ruilt hij die gans om voor een stuk kaas en brood. Nadat hij dat met smaak heeft opgegeten, vervolgt hij, vrolijk fluitend, zijn weg, bevrijdt van alle last. Gelukkige Hans bezit een wijsheid die zeldzaam is, het besef dat bezit eerder een last is dan een verlichting. Ik ben zelf niet in staat om zo gemakkelijk afstand te nemen van wat ik bezit, maar besef wel degelijk dat ik helemaal niet alles nodig heb dat ik bezit en dat het vergaren van bezit ook het opgeven van vrijheid is. Daarom wil ik niet teveel bezitten. Een plek om te wonen, geld genoeg om wat noodzakelijk is om te leven te kunnen betalen; onderdak, kleding, voedsel en een klein beetje extra om boeken en tijdschriften aan te kunnen schaffen. Dat is voldoende. Meer is ballast. Ik wil in ieder geval met weinig toe kunnen. Dat je, als je al een miljard bezit, nog meer zou willen bezitten, daar begrijp ik niets van. Wat moet je met al dat geld? Het zorgt er alleen maar voor dat jij en je familie niet meer veilig zijn. Je kinderen moeten door bodyguards worden beschermd en al je huizen moeten streng worden bewaakt vanwege het inbraakrisico. Daar heb ik allemaal geen last van. In vergelijking met een miljardair leef ik een onbezorgd leven. Het is niet voor niets dat het sprookje van Gelukkige Hans een van mijn lievelingssprookjes is.
Gelukkige Hans heeft de geest van een kind. Hij maakt zich nergens zorgen om en is niet bezig met de dag van morgen. Hij leeft en dat is het dan. Hij laat zich niet wijsmaken dat bezit er toe doet, net zomin als het kind in het sprookje van ‘de kleren van de keizer’ zich liet wijsmaken dat die keizer werkelijk kleren aanhad. Misschien moet je de geest van een kind behouden om in staat te zijn te zien wat echt belangrijk is en wat niet, en om het onderscheid te kunnen maken tussen wat echt is en wat niet. Meer bezitten dan je nodig hebt om te leven is nergens voor nodig. En hoe bevrijdend is het niet om te kunnen onderscheiden of de macht van iemand werkelijk is of schijn. Stel dat we al die keizers zonder kleren ook als zodanig zouden onderkennen, dan hadden ze geen macht meer en konden ze die macht ook niet meer misbruiken. Dan zou de wereld niet meer onderworpen zijn aan al die mafkezen die paraderen in kleding van stof die niet bestaat.
.
15 Miljardairs
16 Mensenoffers
24 Te speels voor mijn leeftijd
25 Is psychologie wel een wetenschap?
28 Herbelevingen en machteloosheid
29 Is de aard van de mens goed of slecht?
32 Alles hangt met alles samen
39 Laagopgeleid en hoogopgeleid
45 Wat weet je als je weet hoe iets heet?
46 Als je er een naam aan geeft, bestaat het dan?