Op de lagere school vond ik geschiedenis een vervelend vak. Het was niet zo dat ik geschiedenisverhalen vervelend vond, integendeel, maar gebeurtenissen en jaartallen zonder verband in het hoofd stampen, daar had ik een broertje dood aan. De leraar geschiedenis die ik op de MAVO had, begreep dat. ‘Ik wil dat jullie het verloop van de geschiedenis begrijpen. Of je precies weet wanneer de eerste wereldoorlog begon en eindigde maakt me niet zoveel uit. Wat ik belangrijk vind is dat jullie het verband tussen de eerste en de tweede wereldoorlog leren begrijpen. Als je weet dat de manier waarop de eerste wereldoorlog eindigde, de kiem voor de tweede wereldoorlog legde, dan mag je er qua jaartallen best een beetje naast zitten. Het gaat mij erom dat jullie inzicht krijgen in oorzaken en gevolgen in de geschiedenis. Niet dat jullie allerlei losse feitjes kunnen reproduceren.’ Dat was wat broeder Sigismund als introductie zei in de eerste geschiedenisles die hij ons gaf. Het was een bijzondere man, die broeder Sigismund. De manier waarop hij ons geschiedenisles gaf heeft me voor het leven gevormd.

Mijn geboortestad Maastricht is een van de oudste steden van Nederland. Restanten van ruim tweeduizend jaar geschiedenis zijn her en der nog steeds te vinden. Helaas verdwijnen er ook restanten. Van de Romeinse heirbaan die er in mijn jeugd nog lag, is nu weinig meer over. Gelukkig is er ook veel bewaard gebleven en gerestaureerd. Mijn vader was de uitvoerder bij de restauratie van het Stokstraatkwartier. Daar kwam broeder Sigismund regelmatig langs om te vragen of er nog nieuwe ontdekkingen waren gedaan en of hij de werkzaamheden mocht bekijken. Zo leerde mijn vader hem kennen, nog voordat ik hem als geschiedenisleraar kreeg. Broeder Sigismund had een goede relatie met mijn vader, omdat mijn vader hem op allerlei details wees en hem bijvoorbeeld waarschuwde toen er, tussen de fundamenten van een middeleeuws gebouw, een Romeins badhuis gevonden was. Dat werd uiterst secuur uitgegraven, schoongemaakt, in kaart gebracht en daarna volgestort met zand, zodat het goed bewaard bleef en zodat het huis erboven weer verder gerestaureerd kon worden. Dat hij, van mijn vader, uitgebreid de tijd kreeg om dat Romeinse badhuis te bekijken, waardeerde broeder Sigismund zeer. Mijn vader waardeerde broeder Sigismund weer omdat hij zo geïnteresseerd was in alles wat met zijn vak te maken had.

Mijn relatie met broeder Sigismund was wat minder duidelijk. Als geschiedenisdocent vond ik hem fantastisch, maar tegelijkertijd had ik ook wel problemen met zijn wat autoritaire kant. Ik zat een keer, voordat de les begon, achter in de klas, uitgezakt op mijn stoel, leunend tegen de muur, toen broeder Sigismund binnenkwam. Hij zag me zitten, liep naar voren en zei ondertussen: ‘Nou Moors, ga jij er maar uit!’ ‘Waarom, broeder?’ vroeg ik. ‘Tja, moet je nou eens kijken hoe je er als een zak bijzit!’ zei hij. De klas was stil, benieuwd hoe dit af zou lopen. ‘Ik zie niet in waarom u mij er daarom uit zou moeten sturen. Dan kunt u beter zeggen hoe ik wel moet gaan zitten,’ antwoordde ik. Het was heel even stil en toen zei hij: ‘Nou, ga je er nog uit of hoe zit het?’ ‘Ik ga er niet uit,’ zei ik. ‘Kom jongens, dan gaan wij!’ was zijn reactie en hij liep het klaslokaal uit met de hele klas achter hem aan om vervolgens in een ander lokaal les te gaan geven. Ik bleef als enige in het lokaal achter. Mijn gevoelens waren nogal ambivalent. Ik vond weliswaar dat hij ongelijk had door me de klas uit te willen sturen, maar ik vond het ook wel gaaf om te zien hoe hij er zich uit redde toen ik het vertikte om de klas uit te gaan.

Niet veel later zakte ik voor mijn eindexamen en kregen mijn ouders een brief van de directeur dat ik niet meer terug hoefde te komen. Dat zou betekenen dat ik zonder diploma van school zou worden gestuurd. Mijn vader informeerde naar de reden waarom ik niet terug mocht komen en de directeur beweerde dat eigenlijk geen enkele docent mij nog terug wilde hebben. Eén van de docenten die mij niet meer in de klas zou willen hebben zou broeder Sigismund zijn. Dus ging mijn vader naar broeder Sigismund toe en vroeg of het klopte dat hij mij liever niet meer in zijn klas had, zoals de directeur had gezegd. ‘Ik heb nooit gezegd dat ik Rudi geen les meer zou willen geven,’ zei broeder Sigismund. ‘Ja, we hebben wel eens een confrontatie gehad, maar eerlijk gezegd vond ik dat Rudi wel een punt had. Ik kon alleen niet afgaan voor de rest van de leerlingen en dus ben ik toen naar een ander lokaal gegaan, maar stiekem moest ik wel om Rudi’s reactie lachen.’ ‘Maar volgens de directeur mag Rudi niet meer terugkomen omdat u moeite met hem zou hebben,’ zei mijn vader. ‘Dat heeft hij niet met mij overlegd en daar steek ik een stokje voor,’ zei broeder Sigismund. Nadat hij met de directeur had gepraat, en duidelijk had gemaakt dat die directeur buiten zijn boekje was gegaan door hem iets in de mond te leggen zonder dat met hem te bespreken, kregen mijn ouders alsnog bericht dat hun zoon het vierde jaar nog een keer over mocht doen. Daardoor kwam ik, een jaar later, met een diploma van school af.

Laatst raakte ik met een mede-oud-leerling in gesprek en kregen we het over broeder Sigismund. Ook hij had een levenslange liefde voor geschiedenis verkregen door de manier waarop broeder Sigismund ons les gaf. Een tijd lang gaf hij naast geschiedenis ook aardrijkskunde. Maar als hij net lekker op zijn praatstoel zat, dan ging hij tijdens die aardrijkskundeles gewoon door met geschiedenis. Aardrijkskunde kwam dan later wel weer eens aan bod. Een school die door broeders werd gerund was niet altijd prettig, maar een voordeel was dat die broeders hun eigen weg konden volgen en dat ook deden. Broeder Sigismund maalde niet om eisen die van buiten af werden opgelegd. Hij volgde zijn eigen onderwijsinstinct en werd daarin ook niet gecorrigeerd door een overheid vol beleidsmakers. Dat hoefde in die tijd ook nog niet. De gedetailleerde bemoeienis van de overheid met het onderwijs was toen nog verre toekomstmuzak.

Na de MAVO heb ik broeder Sigismund nooit meer persoonlijk ontmoet. Wel heb ik hem een keer op televisie gezien in een programma over André Rieu. Hij was toen conservator van de Sint Servaaskerk en hield een verhaal waarbij hij uitlegde dat André Rieu in zijn jonge jaren misdienaar was geweest en toen met een wierookvat tegen een pilaar had aangezwaaid waardoor dat wierookvat een deuk had opgelopen. ‘Daar stuur ik hem nog wel eens een rekening voor, dat kan hij nu wel betalen,’ grapte hij. Wat ik zag was een ietwat met zichzelf ingenomen man die ik op het eerste gezicht niet sympathiek zou vinden. Maar ik weet dat dat zijn buitenkant was. Het was soms een eikel, maar zeker geen onsympathieke eikel. Integendeel, ik heb veel aan hem te danken.

Het belangrijkste wat ik van hem geleerd heb is om geschiedenis als een doorlopend verhaal te zien en om de verbinding tussen allerlei gebeurtenissen in die geschiedenis te zien. Vanzelfsprekend ben ik daardoor mijn persoonlijke geschiedenis als deel van het grote verhaal gaan zien. Mijn geschiedenis begon niet bij mijn geboorte, maar was het vervolg op de geschiedenissen van mijn ouders en hun ouders en hun ouders. Daardoor is ‘geschiedenis’ niet iets dat buiten mij bestaat, maar is het een onderdeel van wie ik ben en is het ook iets waar ik een onderdeel van ben. Het heeft er voor gezorgd dat ik mijn eigen verhaal in een groter kader kan plaatsen.

Doordat ik mijn leven als een geheel (en als onderdeel van een nog groter geheel) zie, waarbij gevolgen tot oorzaken worden die weer gevolgen hebben, beschouw ik mijn eigen leven als een coherent verhaal. Het mezelf hervertellen van dat verhaal en de verhalen binnen dat verhaal helder zien te krijgen, zorgt ervoor dat ik gebeurtenissen onthoud, ook van de recente politieke geschiedenis bijvoorbeeld, die nauwelijks in het collectieve geheugen bewaard lijken te blijven.

Dat er nu gekort moet worden op pensioenen bijvoorbeeld, ligt niet aan het feit dat er zoveel ouderen zijn en dat die steeds ouder worden, zoals door veel mensen wordt beweerd, maar aan het feit dat de overheid een paar decennia geleden een grote greep in de pensioenkas heeft gedaan om dat geld in de schatkist te stoppen en terug te geven aan bedrijven (zoals Unilever). Dat was eigenlijk diefstal, want die pensioengelden waren door ons werknemers bij elkaar gespaard. Als die miljarden toen niet door de overheid uit die pensioenpot waren gehaald, was er nu meer dan genoeg geld in die pot om alle pensioenen tot in lengte van dagen te betalen.

Dat ik dat verband kan zien, dank ik aan de manier waarop Broeder Sigismund mij naar de geschiedenis heeft leren kijken. Dat geldt ook voor alle verbanden in mijn persoonlijke geschiedenis. Elke gebeurtenis is een gevolg van andere gebeurtenissen, maar ook de oorzaak van daarop volgende gebeurtenissen. Het nadenken over hoe al die gebeurtenissen mijn bestaan hebben gevormd en zelfs het nadenken over hoe dat nadenken over al die gebeurtenissen mijn bestaan heeft gevormd en nog steeds vormt, is iets waar ik elke dag weer blij van word. En dat heb ik (mede) te danken aan mijn oude geschiedenisleraar broeder Sigismund.